Je loopt over straat en ineens schiet er een melodie in je hoofd. Onder de douche bedenk je een geniale zin voor een liedje. Vaak ontstaat een compositie met een kleine ingeving. Maar wat doe je daar vervolgens mee? Hoe kom je van een goed idee tot een goed lied? En waar moet je rekening mee houden wanneer je een lied schrijft dat door kinderen gezongen moet worden?
Een kinderlied schrijven lijkt eenvoudig, maar er komt veel bij kijken. De tekst, melodie en harmonie moeten kloppen, op zichzelf en met elkaar. En het lied moet je op een of andere manier raken. Het belangrijkste: het moet zingbaar zijn en in een kinderhoofd blijven ‘plakken’.
Elk jaar komen de eerstejaars studenten van de opleiding Docent Muziek aan ArtEZ Zwolle bij mij op bezoek om een kinderlied te schrijven. Het is een verplichte opdracht. We starten met een onderzoek. Studenten grasduinen in Pyramides, liedbundels en methodes op zoek naar een kinderlied dat zij geweldig vinden. Daarna analyseren we de gekozen liedjes om zo tot een lijst ‘aanbevelingen’ te komen voor het schrijven van een eigen lied.
Hoewel er grote verschillen zijn tussen de gekozen liedjes in de onderzoekende eerste opdracht, komen we elk jaar tot soortgelijke aanbevelingen. In dit artikel geef ik daarvan een overzicht. Maar onthoud: elk advies is als een hoed. Zet 'm op, probeer hem uit. Als hij niet bij je past, kies je een andere uit. Verder heb ik literatuuronderzoek gedaan en nodig ik je uit om de boeken te bestuderen die onderaan dit artikel vermeld staan, als je je er echt in wilt verdiepen.
De ene student heeft binnen een half uur een hit geschreven, de ander is er maanden op aan het ploeteren. Sommige studenten hebben nou eenmaal meer muzikale ervaring, of geluk, of krijgen direct een goed idee dat ze kunnen uitwerken. En het komt voor dat studenten een hele sterke interne criticus hebben die elk idee afwijst. Voor sommige mensen is componeren een pittige opgave, soms is het zelfs doodeng. Daarom lees je naast zeven aanbevelingen en zeven valkuilen ook drie bonustips voor de randvoorwaarden tijdens het componeren.
Waar begin je mee: tekst of melodie?
Studenten van nu zijn woke. Ze denken niet in hokjes en wijzen me geregeld op kinderliedjes die stereotyperen. Niet alleen ‘Moriaantje zo zwart als roet’ kan niet meer; liedjes waarin prinsen prinsessen redden zijn ook niet meer van deze tijd. Hoewel ik het op dat vlak met ze eens ben, duw ik mensen toch in hokjes. Mijn theorie is namelijk dat je mensen kunt indelen in ‘melodiemensen’ en ‘tekstmensen’.
Je kunt bij jezelf nagaan in welk hokje jij past: kun je goed teksten onthouden en vind je teksten van liedjes belangrijk? Tekstmens. Ben je juist beter in het onthouden van melodieën en vind je teksten bijzaak? Dan ben je een melodiemens. Ik stel de vraag vaak aan een groep en eigenlijk weet iedereen altijd direct in welke categorie hij of zij valt.
Maak er gebruik van wanneer je gaat componeren: tekst-mensen doen er goed aan om eerst een tekst te maken en daar een melodie op te verzinnen, melodiemensen raad ik de omgekeerde volgorde aan. Als melodiemens kom je makkelijker op een melodie dan op een tekst, zo maak je het proces aangenamer voor jezelf. Evenzo komt een tekstmens makkelijker op een geschikte tekst. Je hebt dan al een uitgangspunt van waaruit je verder kunt werken en je lied kunt maken.
Zeven aanbevelingen
1. Doe onderzoek
Ken uw klassiekers. Neem tijd om liedbundels van A-Z door te zingen. Bewaar liedjes waar je blij van wordt. Analyseer ze: in welke toonsoort staan ze? Uit hoeveel maten bestaat het lied? Wat is de maatsoort? Wat maakt dat jij dit een leuk lied vindt? Als je veel liedjes kent, zul je ook minder snel in clichés vervallen tijdens het componeren. Blaadjes die vallen in de herfst, wil je daar nóg een lied over maken? Zo ja, zoek dan naar een originele invalshoek. Daar kom je eerder op wanneer je alle liedjes over de blaadjes in de herfst een keer hebt doorgezongen.
2. Muziek en tekst versterken elkaar (klik hier naar noot 1)
De liedjes die de studenten uitkiezen als ‘good practice’ zijn vaak liedjes waarbij alles ‘klopt’. De harmonie, het ritme en de melodie passen perfect bij het thema van het lied. Voorbeelden zijn ‘De Droomboom’ (octaafsprong bij KRAK! BOEM!), ‘Cowboy Billie Boem’ (de doorgaande achtsten klinken alsof je door het Wilde Westen galoppeert) en ‘De griezelige Tovenaar’ (spannende toonladdervreemde tonen die het thema versterken). Zorg ervoor dat jouw lied een eenheid wordt.
3. Maat en ritme
Kies maatsoort en ritme doelbewust. Denk erover na. Wanneer je wilt dat kinderen zwierig dansen op het lied, componeer dan bijvoorbeeld in een 6/8e maat. Heb je een ingewikkelde melodie gemaakt of lastig te onthouden tekst? Kies dan niet ook nog voor ingewikkelde syncopen of triolen. In oudere literatuur staat dat je sowieso terughoudend moet zijn met ingewikkelde ritmes, maar de heersende opvatting is dat kinderen nu ritmisch meer aankunnen dan kinderen vroeger. Dit komt doordat ze nu veel vaker met (populaire) muziek worden geconfronteerd dankzij internet via onder andere smartphones.
4. Harmonie
Studenten vragen me vaak hoe ‘ver’ ze mogen gaan met de harmonie. Persoonlijk vind ik het fantastisch als een eenvoudig kinderliedje heel complex gearrangeerd wordt waardoor het muzikale geheel naar een hoger plan wordt getild. En ik merk dat kinderen er ook van genieten wanneer ze een lied goed kunnen zingen.
Aan de andere kant zijn er geweldige kinderliedjes met maar één of twee akkoorden, dus staar je er niet blind op. Kies voor wat jij mooi vindt en passend bij de tekst en melodie en maak het niet nodeloos eenvoudiger als daardoor muzikale nuances verloren dreigen te gaan.
5. Dit is het bereik van de kinderstem
Een lied moet ‘lekker’ te zingen zijn. Kleuterliedjes schrijf je het liefst tussen d’ en a’. Oudere kinderen zingen melodieën tussen a en d’’. Kinderen kunnen best hoger zingen, vaak wel tot een e” of f”, zeker als hun zangstem goed geschoold is, maar de aangegeven ligging is zeker comfortabel, ook voor jouzelf. Het stembereik van een groep kun je testen en oefenen met inzingoefeningen. Raadpleeg daarvoor het didactisch repertoire voor kinderkoren (Hofbauer, K. [1978], Nitsche, P. [2001]).
6. Rijmelarij
Een lied hoeft natuurlijk niet te rijmen, maar dat is wel aan te bevelen want kinderen genieten ervan en het maakt een lied beter te onthouden. Er bestaan verschillende rijmschema’s, daarover is veel literatuur te vinden. Je kunt hulpmiddelen inzetten als rijmwoordenboeken, bijvoorbeeld ‘Mick’s rijmwoordenboek’, waarvan een handige versie online staat: rijmwoordenboek.nl. Ook fijn voor Sinterklaasgedichten ;-). Verdiep je erin en oefen ermee.
7. Prullenbakken
Definitie van Jeroen Schipper: “Een prullenbak is de aanduiding voor een concreet eenduidig woord waar iedereen zich direct iets bij voorstelt”. Een prullenbak dus. Of een paard in de gang. ‘Ik wil zo graag meer speelgoed’ spreekt minder tot de verbeelding dan een ‘Ik wil zo graag een roze fiets’. Kortom: maakt het zo concreet mogelijk.
Maites top 7 liedbundels
- Aussems, L., van Gestel, M. Meerman, M. en Hogenes, M. (2005). Klankkleur. Amsterdam: Gehrels Vereniging
- Scholten, M. (2017) Zing Honderduit. Assen: Marinus Scholten (eigen beheer)
- Haverkort, F., van der Lei, R. en Noordam, L. (2009). Eigen-wijs. Born: Stichting SMV
- Schipper, J. (2017). Swingen als een kangoeroe. Amsterdam: Uitgeverij SWP
- Kruimink, J. (2013). Come, follow me! canons en quodlibets. Born: Stichting SMV
- Housz, M.I. (2007). Over de stroom, Liedbundel voor kinderen van negen tot negentig jaar. Zeist: Uitgeverij Christofoor.
- Zaat, Th en N. (1974). Hoy, een lied. Amsterdam: Gehrels Vereniging
Zeven valkuilen
1. Opvulwoorden gebruiken
Als melodiemens loop je er wel eens tegenaan dat je een prachtige lijn hebt geschreven, maar dat de tekst niet lekker uitkomt. Een gemakzuchtige oplossing is opvulwoorden gebruiken als: toch, even, dus, best, ook, trouwens, eigenlijk, gewoon, vaak, heel, veel, namelijk. Ook wel ‘stoplappen’ genoemd. Doe het niet. Destilleer de boodschap en pas eventueel de melodie aan.
2. Blind varen op ‘humor’
Grappige kinderliedjes zijn fantastisch, maar een liedje dat alleen om één grapje draait, verveelt snel. Humor is bovendien een heel persoonlijke zaak, het kan zijn dat jij iets heel grappig vindt maar dat het in de klas niet aanslaat. Zorg dus dat je lied meer heeft dan dat. Een goed verhaal en een mooie melodie zijn belangrijker.
3. Klemtonen negeren
Als je een lied geschreven hebt, zing het dan. Soms dwingt de melodie ongewenste klemtonen af op onbeklemtoonde lettergrepen. Daardoor is de tekst moeilijker te zingen. Bovendien komt dan de melodie ook niet goed uit de verf. Luister daarom tijdens het ‘proefzingen’ of de woorden hun natuurlijke klemtoon behouden. Heb je het correct opgeschreven? Als jouw lied begint met ‘In de trein’ dan zou er weleens sprake kunnen zijn van een opmaat waardoor het woord ‘trein’ op de eerste tel van de eerste maat valt. Dus niet ‘In de trein’, maar: ‘In de trein’.
4. Te veel ideeën in één liedje proppen
Of het nu om een schilderij gaat, een theaterstuk of een lied; als er te veel ideeën in één kunstwerk worden verwerkt, gaat het uiteindelijk nergens meer over. Probeer bij de kern te blijven en diep één onderwerp helemaal uit.
5. Je doelgroep uit het oog verliezen
Zowel tekstueel als muzikaal kun je je doel(groep) voorbijschieten. Bijvoorbeeld als het te moeilijk is, of juist te makkelijk of kinderachtig. Een lied over heksen of sprookjes is bijvoorbeeld nog niet zo geschikt voor peuters. Met bovenbouwers kun je al wel eenvoudige meerstemmigheid of canons zingen.
6. Schrijf geen lied waar je niets mee kunt
Een goed kinderlied nodigt uit. Tot bewegen of improviseren, soms tot filosoferen. Bij een goed kinderlied kun je eenritmische of melodische begeleiding maken op instrumenten of een spel spelen. Zorg dat jouw lied iets extra’s heeft waardoor je er iets mee kunt doen.
Drie bonustips
Hoe help ik mezelf in het creatieve proces?
1. Parkinsons’s law. Tip: zet een timer!
Deze theorie heeft me veel gebracht. Je gebruikt de beschikbare tijd voor een klus altijd volledig. Dus hoe langer je de tijd hebt om een opdracht af te ronden, hoe langer je erover doet.
Wanneer je een drempel voelt om te beginnen aan een creatieve opdracht is het goed om jezelf een deadline te geven. Hoe minder tijd je hebt, hoe minder mentale ruis. Geef jezelf bijvoorbeeld een uur om aan je lied te werken. Het is niet erg als het daarna niet af is, maar zorg ervoor dat je dat uur alleen bezig bent met je lied. Dit geeft meer rust dan dat je ‘door moet tot het af is’. De volgende dag neem je weer eenuur de tijd. Zodra je er eenmaal mee bezig bent, is de kans groot dat je in een flow komt.
2. De Zandbak
Soms komt je interne criticus om de hoek kijken en ‘meehelpen’ tijdens een creatief proces door nare commentaren te leveren zoals ‘deze tekst slaat nergens op’ of ‘wat een saaie melodie’ of ‘je bent geen componist, stop hier maar mee’. Stuur hem naar huis met de mededeling: ik zit in de zandbak. Ik probeer gewoon van alles uit, dit hoeft niet perfect te zijn. Ik maak een kasteel en als het instort is het ook goed. Gun jezelf speel- en ontdektijd en ga in eerste instantie niet voor een perfect eindresultaat.
3. Houd het dicht bij jezelf
Ik eindig dit stuk met een afschuwelijk cliché. Zodra je de druk voelt om origineel te zijn, bedenk dan dat iedereen dit zo voelt. Als je iets maakt dat jou écht raakt, dan is de kans groot dat andere mensen dit ook voelen.
Noot
1 Zie ook: Yke Schotanus (2021). Laat tekst en muziek elkaar versterken. De Pyramide 75-02 mei 2021, p 8-11.