Creatief met Bach
Lydia de Jong, opleidingsdocent bij Avans Hogeschool, geeft in dit artikel een voorbeeld van hoe je met lessen in muzikale kennis en vaardigheden stapsgewijs kunt toewerken naar een creatieve muzikale opdracht. Daarmee reageert zij op een oproep van Michel Hogenes om te bedenken hoe we leerlingen zelf kunnen laten creëren tijdens de muzieklessen.
In dit artikel neem ik een uitdaging aan. Michel Hogenes, voorzitter van Gehrels Muziekeducatie, stelt in een column (De Pyramide 71-04, september 2017) en in een interview met Veerle Nikkels (De Pyramide 71-05, november 2017), dat we kinderen meer zouden moeten laten creëren tijdens de muzieklessen. Dat zou in ieder geval de betrokkenheid verhogen. Componeren als creatieve vorm van muziekonderwijs. Zelf muziek ontwerpen, Bach, geschiedenis, onderzoeken en ontdekken.
Waar te beginnen? Hoe begeleid je het ontwerpen van muziek door leerlingen in de bovenbouw van de basisschool? Valt dat te combineren met geschiedenisactiviteiten? En hoe stimuleer en begeleid je creatieve muzikale processen? En zijn de leerlingen dan daadwerkelijk meer betrokken dan anders?
Ik denk dat het kan. Dat leerlingen onderzoekend en ontdekkend met muziek bezig kunnen zijn. Dat ze kunnen componeren door zich in de structuren van bestaande muziek te verdiepen en die als basis te nemen. Dat geschiedenisonderwerpen te integreren zijn in muzieklessen. Dat leerlingen muziek leren te begrijpen. Maar vooral dat ze trots kunnen zijn op hun compositie.
Daarom staat hierna een praktisch voorbeeld beschreven van activiteiten voor een bovenbouwgroep van de basisschool. Het zijn stappen die je als leerkracht met leerlingen zou kunnen zetten om hen aan te zetten tot creëren. Niet als een vaststaand recept dat stap voor stap gevolgd moet worden om goede resultaten te behalen. Iedere groep, iedere leerling is tenslotte anders en ieder ontwikkelt zich op zijn manier. De hierna genoemde ingrediënten kunnen naar smaak worden benut. De volgorde staat niet geheel vast. Er is wel enige muzikale basisbagage nodig om dit uit te voeren: de leerkracht die hiermee aan de slag gaat, kan noten lezen en weet iets van akkoorden en de harmonische werking ervan. En heeft lef.
Na de beschreven activiteiten voor leerlingen ga ik in op de theorie die onder de activiteiten ligt. Een theorie die je kunt inzetten bij het begeleiden van creatieve processen. De afbeeldingen naast de tekst verwijzen naar het creatief procesmodel (De Jong, 2014). Dat is een model in negen stappen, zonder vaste volgorde. Het helpt leerkracht en leerling bij het doorlopen van een creatief proces. Daarover meer informatie in het tweede deel van dit artikel.
Uitgangspunt voor de activiteiten is het Preludium no. 1 uit het Wohltemperiertes Klavier (WTK) van Bach (BWV 846). Daarvan zijn vele bijzondere uitvoeringen en bewerkingen te vinden op YouTube. Luister en kijk alvast maar eens naar deze twee uitvoeringen.
of 2. Uitgevoerd met glazen
De doelen van de hierna beschreven activiteiten zijn:
- Leerlingen van de bovenbouw kunnen componeren vanuit een gegeven motief
- De leerlingen kunnen die compositie uitvoeren
- Leerlingen doen basale achtergrondkennis op over Preludium no. 1 BWV 846 van Bach waarbij de compositie zelf, verschillende uitvoeringsvarianten, het klavecimbel en grafische notatie aan bod komen.
Benodigd materiaal: instrumenten waarop melodieën gespeeld kunnen worden. In dit artikel is gewerkt met vier basxylofoons. Deze zijn te vervangen door bijvoorbeeld (digitale) keyboards of klokkenspellen (en het hoeven niet per se vier dezelfde instrumenten te zijn). Er is anderhalf octaaf nodig (klankstaven bijvoorbeeld: c,d,e,f,g,a,b,c’,d’,e’,f’).
Luisterland
Een mooie start kan gevonden worden in de methode Luisterland van uitgeverij Groen Educatief (zie recensie in De Pyramide 62-01 - januari 2009). Het is een methode die iedere week een kort muziekstuk centraal zet. Leerlingen luisteren gedurende een schoolweek, liefst op een vast moment van de dag, steeds naar hetzelfde muziekstuk. Voor iedere schooldag in een week is een korte tekst geschreven over het muziekstuk. Zo kan op maandag de tekst inzoomen op de vorm van het muziekstuk, terwijl het op dinsdag gaat over de instrumenten die te horen zijn. Luisterland lesweek 10 voor groep 5 geeft informatie over het Preludium no 1 in C van Bach.
Klik hier voor info over deze methode
De methode kan worden aangevuld met het kijken en luisteren naar YouTubefilmpjes waarin een uitvoering van Preludium no.1 van Bach (BWV846) te horen en te zien is, bijvoorbeeld gespeeld op glazen, of als trance remix, of met grafische notatie. Laat de leerlingen zich beperken tot de eerste minuut, de complete filmpjes zijn te lang voor in de les. Misschien nog interessanter is het als leerlingen zelf een en ander uitzoeken naar aanleiding van een van de YouTubefilmpjes. Een paar voorbeelden zijn hieronder beschreven.
Opdracht 1
Kijk en luister eerst naar dit filmpje, waarin Bachs Prelude en Fuga worden gespeeld door Frederic Green. Beantwoord na het kijken en luisteren de vragen hieronder. Gebruik boeken en/of het internet om je antwoorden te vinden.
- Welk instrument hoorde je?
- Ken je de Engelse en Nederlandse benaming voor dat instrument?
- Hoe moet je het bespelen?
- Hoe werkt het?
- Beschrijf de klank eens?
- Het muziekstuk is gecomponeerd door J.S. Bach. Wat betekent: componeren?
- Hoe schreef Bach zijn composities op?
- Hoe verdiende Bach zijn geld?
- Waar komt deze prelude ‘846’ uit? [Wohltemperiertes Klavier]
- Wat betekent 846?
- Bach leefde van 1685 tot 1750 in Duitsland. In welke twee tijdvakken van de Nederlandse geschiedenis leefde Bach?
- Wat gebeurde in Nederland, toen Bach leefde in Duitsland?
- Tip 1: bekijk uitleg over klavecimbel:
- Tip 2: luister en bekijk Bachs handschrift: .
- Tip 3: lees de biografie van Bach in Luisterland
- Tip 4: check geschiedenis, 10 tijdvakken.
Opdracht 2
Kijk en luister naar dit filmpje met de grafische verbeelding van Bachs muziek.
Je hoort de muziek niet alleen; je ziet de muziek ook getekend. Het is een lang fragment. Richt je op de eerste minuut. Vragen:
- Je ziet lampen aangaan. Het zijn lange en korte lijnen. Ze hebben ook steeds een andere hoogte. Klinkt er hetzelfde als wat je ziet?
- Waar zie en hoor je de herhalingen?
Een vervolg op deze opdracht kan zich richten op het leren bedenken van vragen die de leerlingen vervolgens kunnen gaan proberen te beantwoorden. Na het beluisteren en bekijken van dit a capella gezongen voorbeeld, zou de leerkracht voorbeeldvragen kunnen formuleren over het zingen. Welke vragen bedenken de leerlingen zelf? Hoe kunnen zij aan de antwoorden komen?
Voor het thema ´zingen´ is Gounods Ave Maria interessant. Dat heeft deze prelude van Bach als uitgangspunt. Kunnen de leerlingen daar nog iets meer over vinden?
Vaardigheidsoefeningen
voor het creëren onder leiding van de leerkracht
Na de week waarin de leerlingen geluisterd hebben naar de prelude en zij de verschillende uitvoeringen daarvan hebben vergeleken met elkaar, kunnen ze gaan werken aan de opdracht: 'Componeer met muzikale bouwstenen van Bach'. De eerste stap die ze hiervoor kunnen zetten is het werken aan vaardigheden: het kunnen spelen van het volgende motief.
Projecteer of schrijf de volgende cijferreeks op het bord.
- Lees alle cijfers hardop voor, in een vaste regelmaat: 1,2,3,4,5,3,4,5
- Vraag de leerlingen wat hen opvalt aan het rijtje cijfers? (de cijfers 3,4,5 worden herhaald)
- Laat de klas de cijferreeks klassikaal voorlezen, liefst een paar maal achter elkaar
- Vertel de leerlingen dat deze cijferreeks vanaf nu ‘het motief’ heet.
- Speel verschillende echo-spelletjes met dit motief. Bijvoorbeeld door de klas in twee groepen te delen; de ene groep zegt 1,2, de andere groep volgt met 3,4,5,3,4,5. Steeds herhalend en in tempo blijvend. Of door het motief afwisselend hardop en daarna in het zelfde tempo playbackend te laten uitvoeren. Klap, stamp, tik op de tafel, varieer. Doe het zo vaak dat de leerlingen het motief goed kennen.
Hierna volgt een componeeropdracht. Het zal waarschijnlijk het beste werken deze in een kleine groep van vier kinderen uit te laten voeren. De andere kinderen kunnen aan het rekenen zijn of aan iets anders werken, er zijn dus steeds vier kinderen aan het werk. De opdrachten kunnen gekopieerd aan de leerlingen gegeven worden.
Componeer-opdracht (vormgeven)
voor vier (of acht) kinderen
- Ruimte:
- Liefst een rustige ruimte met een tafelgroep van vier tafels waarop de instrumenten staan
- Instrumenten:
- Vier basxylofoons, stokken Er zijn vier xylofoons. Op iedere klankstaaf staat een letter. Haal uit iedere xylofoon de klankstaven waar * bij staat, als volgt:
- Xylofoon 1: c * e * g * * c’ * e’ (dus hier de d, f, a, b, d eruit halen)
- Xylofoon 2: * d * * g * b * d’ * f’ (dus hier de c, e, f, a, c, e eruit halen)
- Xylofoon 3: c * e * g * * c’ * e’ (dus hier de d, f, a, b, d eruit halen)
- Xylofoon 4: c d * * * a * * d’ * f’ (dus hier de e, f, g, b, c, e eruit halen)
1. Oefenen motief spelen (vormgeven)
Speel om de beurt het motief (1,2,3,4,5,3,4,5) op je instrument. De laagste (de langste) klankstaaf is de 1, de hoogste (kortste) is de 5.
In noten:
Oefen totdat het strak (regelmatig) klinkt. Oefen eerst heel langzaam, daarna steeds wat sneller.
Tip voor de leerkracht
De leerlingen kunnen een metronoom gebruiken bij de eerste opdracht. Een app als ‘soundcorset’ is daarvoor bruikbaar. Die moet worden ingesteld op de vierkwartsmaat, tempo ongeveer kwartnoot = 80. Het tempo wordt gedurende het oefenen opgevoerd. Tot welk tempo kunnen de leerlingen het motief strak spelen?
2. Spelen en vergelijken (waarnemen)
Speel om de beurt en luister naar elkaar. Ieder motiefje klinkt anders. Of toch niet? Welke motiefjes klinken hetzelfde? [hier ontdekken ze uit dat instrument 1 en 3 dezelfde noten spelen]
3. Andere volgorde
Speel de motieven eens in de volgorde zoals aangegeven in afbeelding ‘Andere volgorde’.
Waar lijkt jullie fragment nu op? [Bachs prelude no.1 uit het WTK]
4. Slotnoot kiezen (experimenteren, convergeren)
Kies de slotnoot. Dat doe je zo: Laat xylofoon 3 zijn motief vaak spelen. Iedere keer als hij klaar is speelt een van de andere spelers een slottoon. De anderen luisteren. Probeer alle tonen uit. Daarna ga je kiezen: welke toon vinden jullie het best passen? Schrijf de naam (de letter op de klankstaaf) op onder ‘slotnoot’. De begeleider vraagt waarom voor die ene slotnoot is gekozen. De kans is groot dat de leerlingen de C als slotnoot kozen omdat het stuk dan als ‘af’ aanvoelt. Als dat antwoord niet komt, kun je daar als leerkracht naar vragen: ‘Waarom vinden jullie de C dan geen van allen mooi?’ De andere noten geven eerder een gevoel dat het stuk nog door zou moeten gaan. Het effect daarvan kan overigens verschillend zijn.
5. Eigen muziekstukje (kaderen)
Maak nu met je groepje een eigen muziekstuk. Gebruik een of meerdere motieven die je geleerd hebt. Je mag ze een beetje veranderen: van langzaam naar snel spelen, andere toonhoogten, van zacht naar sterk, …
Ideeën (focussen, verbeelden, divergeren)
Begin met ideeën:
- Wat voor een sfeer wil je maken?
- Moet het rustig blijven of spannend zijn?
- Hoe kan het beginnen?
- Hoe kan het eindigen?
- Spelen er alleen xylofoons of spelen ook andere instrumenten mee?
- Welke passen bij de sfeer die jullie willen maken?
Schrijf al die ideeën op.
Kiezen (convergeren, experimenteren)
Kies uit de lijst van ideeën. Ga experimenteren en luister goed. Klinkt het zoals je zou willen? Nee? Blijf zoeken en verschillende dingen proberen.
Als je tevreden bent, schrijf je op wat je bedacht hebt. Noteer het zo dat je het zelf volgende week nog snapt. Wanneer je dat lastig vindt, kun je het ook op een andere manier vastleggen door het bijvoorbeeld op te (laten) nemen.
6. Oefenen (vormgeven, presenteren)
Oefen je eigen muziekstuk. Ieder moet het motief op het juiste moment kunnen spelen. Laat het aan je leerkracht horen. Je kunt het daarna aan de groep laten horen.
Tot slot enige theoretische onderbouwing
Zoals hierboven te zien is, kunnen de leerlingen allerlei verschillende stappen doorlopen, wanneer ze bezig zijn met creëren. Ros (2018) tipt ons: motiveer leerlingen om feitenkennis op te doen en leg uit dat dat de basis is voor creativiteit. Laat leerlingen werken aan een complexe taak waarvan de oplossing onzeker is. Stel heldere verwachtingen en criteria. Hierboven is bewust gewerkt aan vaardigheden (het motief leren spelen), aan het opdoen van kennis (er is veel geluisterd en leerlingen hebben achtergrondkennis opgedaan). In kleine stappen werd toegewerkt naar de echte opdracht. Zonder handvatten kan het lastig zijn om zulke creatieve processen te begeleiden. Mogelijk helpen de negen stappen van het creatief procesmodel. Die zijn hieronder beschreven. Het zijn stappen die niet enkel bij muziek, maar bij ieder vak toegepast kunnen worden. Daarom worden ook niet specifiek muzikale begrippen gebruikt maar generieke begrippen. Wanneer je als leerkracht leerlingen wilt begeleiden bij het creëren, kun je gebruik maken van die stappen. Er is geen vaste volgorde. Als leerkracht zul je tijdens het begeleiden van creatieve processen van je leerlingen moeten inspelen op wat er gebeurt. De stappen kunnen daarbij helpen.
Stappen creatief procesmodel
- Kaderen: je geeft een open opdracht aan kinderen. Hier: componeer muziek met bouwstenen van Bach.
- Waarnemen: je stimuleert de leerlingen om ervaringen op te doen: kijken, luisteren, ervaren, lezen enzovoort. Je laat hen inspiratie opdoen. Hier op vele momenten ingezet, bijvoorbeeld door leerlingen YouTube-fragmenten te laten beluisteren en door de motiefjes door en door te laten leren kennen.
- Focussen: De leerling zelf maakt een keuze wat hij wil gaan doen. Hij scherpt de open opdracht aan.
- Verbeelden: de leerling gaat in zijn hoofd vele mogelijkheden bedenken. Hier niet werkelijk benut.
- Divergeren: heel veel mogelijkheden bedenken. Hier bewust toegepast bij het bedenken van een passende slotnoot (wat is er allemaal mogelijk?)
- Experimenteren: hier bijvoorbeeld ingezet bij het kiezen van de slotnoot (proberen en luisteren hoe het klinkt)
- Convergeren: een keuze maken
- Vormgeven: instuderen, op vaardigheid oefenen
- Presenteren: aan anderen laten horen. Dit kan een tussentijdse presentatie zijn, maar ook een eindpresentatie.
Het punt ‘evalueren’ staat er niet tussen, maar dat gebeurt continu in het proces, zeker bij het focussen en iedere keer wanneer geconvergeerd wordt. Bij de presentatie is een goede evaluatievraag: ‘waarom kozen jullie voor het een of het ander zoals zacht of sterk, snel of langzaam’? Een vervolgvraag die daarbij past, is: wat is het effect van deze keuzes? Als een leerling bijvoorbeeld een bepaald effect wilde bewerkstelligen met het steeds langzamer spelen van de motiefjes, is dat effect bereikt volgens de andere leerlingen, en waarom (niet)?
Van bijna alle negen stappen is in dit artikel een praktische uitwerking te vinden. Je kunt ieder voorbeeld terugvinden door de afbeeldingen ervan in het artikel te zoeken. Ik denk dat Michel Hogenes gelijk krijgt: dat door het inpassen van creatieve opdrachten de motivatie van leerlingen zal blijken toe te nemen. Dat blijkt zo te zijn bij onze pabostudenten die werken aan improvisatie- en componeeropdrachten, dus waarom zou dat niet ook gelden voor leerlingen van de basisschool? In elk geval doen ze muzikale kennis op en krijgen ze de kans te ervaren hoe je als componist kunt experimenteren met muzikale bouwstenen. Met hopelijk als resultaat dat ze trots zijn op hun eigen creatie.