Nadat ik in 1999 naar Nederland verhuisde, stond ik als moeder en docent beeldende kunst ervan versteld dat kunstprofessionals ontbreken in de vaste lerarenteams van Nederlandse basisscholen. Ik ben in 1977 geboren in Budapest, Hongarije, in het toenmalige ‘Oostblok’. Tegen de achtergrond van de langzaam afbrokkelende structuur van een socialistisch (angst)regime heb ik mijn basisschooljaren desondanks als heel fijn ervaren: elke week hadden we twee tekenlessen en twee muzieklessen van universitair geschoolde docenten. Deze docenten maakten deel uit van het vaste team op school. Ze onderwezen wereldcultuur én ons Hongaarse erfgoed: van muzikale folklore verzameld door Bartók en Kodály, tot liederen van Schubert. We leerden over de kunstgeschiedenis tot aan de modernen: muziek, beeldend en literatuur, en deze leerlijnen werden doorgetrokken naar het middelbaar onderwijs.
Terugkijkend zie ik dat de stof wat academisch was, en minder gericht op individuele expressie, maar het was wél vormend voor het leven. Vroeg in aanraking komen met ‘Grote Namen’ geeft een bedding voor een fijnzinnige en
kritische blik en een relatie tot universele schoonheid.
Het hiaat op Nederlandse basisscholen ben ik als zzp’er gaan vullen met het doel de vrije creatieve ruimte voor kinderen te verbreden. Steeds slechts voor de duur van mijn aanwezigheid op een school, variërend van één enkel uur tot elke week een uur gedurende een projectperiode.
Sinds 2022 mag ik het hele jaar alle klassen beeldende lessen geven op een basisschool. Het eerste jaar viel mij vooral het plezier van de kinderen op. Het tweede jaar viel op dat er iets in de kinderen was aangeraakt: de honger naar meer en de behoefte om wat ze al geleerd hadden te verdiepen. Er is een spoor van autonomie en bewustzijn van hun eigen kunnen ontstaan. Hoe weet ik dit? Ik zag verhoogde focus tijdens het maakproces én steeds meer kinderen die buiten de gegeven kaders met eigen invulling en ideeën kwamen. Ze deden hun ‘eigen zin’. Kunst- en cultuureducatie leert je om op eigen keuzes te varen en dit werd zichtbaar bij deze leerlingen. Wat mij ook duidelijk werd, is de noodzaak van vakkundige begeleiding van deze precaire processen en ontwikkelingen die in de vrije ruimte van het creëren op gang komen.
Een arm land als Hongarije kon vijftig jaar geleden geen klimaat bieden voor ‘eigenzinnigheid’, maar wel het raamwerk van cultuureducatie door professionals in teams. Gratis, binnenschools, voor álle kinderen, van álle leerjaren.
Wat voor toekomstbeeld levert het wel niet op als Nederland, een land met ruimte voor eigenheid en innovatie, dit al vanaf de wieg faciliteert?