Een muziekles met Coöperatief leren
Op basisschool de Nijenoord in Wageningen maakt coöperatief Leren voor het derde schooljaar deel uit van het onderwijs. Alice Leenhouts, vakleerkracht muziek bij de school, beschrijft in dit artikel hoe zij deze didactische strategie heeft toegepast in haar muzieklessen. De kernvraag is: heeft coöperatief Leren een toegevoegde waarde voor het muziekonderwijs?
“Mogen we ons bij de presentatie ook verkleden?”, vragen leerlingen uit groep 6/7 bij binnenkomst in het muzieklokaal. Ze zijn al een paar weken in groepjes van vier bezig met de voorbereidingen voor hun muzikale presentatie bij het project ‘Mythen en Legenden’. Dit groepje wil de presentatie graag aantrekkelijk maken met een passende outfit. Ik merk dat veel leerlingen al weken met elkaar overleggen en nadenken over de pre- sentaties, ook buiten de muziekles om. Natuurlijk mogen ze de presentatie ‘aankleden’ met een passende outfit, al wijs ik ze er wel op dat het vooral om de muzikale inhoud gaat. Voor deze muzieklessen heb ik Coöperatief Leren (CL) toegepast. Dat is een didactische strategie waarbij leerlingen op een gestructureerde manier samenwerken bij zowel het leren als het maken van een product of werkstuk. Sinds 2015-2016 passen de docenten van ba- sisschool De Nijenoord, waar ik als vakleerkracht werk, deze strategie toe. Voor ik op de muziekles inga, vat ik samen wat deze strategie inhoudt.
Coöperatieve structuren
Je stelt een vraag aan je klas. Enkele vingers gaan omhoog en de rest van de leerlingen blijft wat apa- thisch. Veel docenten zullen de situatie herkennen. Om de motivatie en de betrokkenheid van alle leerlingen te vergroten en daardoor betere leerresultaten te bereiken, ontwikkelde Spencer Kagan een didactische strategie voor lesgeven en klassenmanagement. Kagan bedacht ‘coöperatieve structuren’ om de interacties in de klas te begeleiden en verbeteren. Deze structuren fungeren als handvatten voor de leerkracht om dit ‘samen leren’ te organiseren. Daarnaast formuleerde Kagan rand- voorwaarden voor CL zoals het creëren van een sfeer van veiligheid en vertrouwen, zodat de bereidheid tot samenwerken kan ontstaan. Er zijn vier basisprincipes die CL onderscheiden van regulier groepswerk:
- Alle kinderen hebben een gelijkwaardige rol en bijdrage;
- Alle kinderen zijn individueel aanspreekbaar op hun aandeel;
- Er is binnen een team altijd sprake van positieve wederzijdse afhankelijkheid.
De kinderen werken simultaan, interactief en taakge- richt. Overzichtsstudies van zowel John Hattie en Robert Marzano als Spencer Kagan laten zien dat CL leidt tot statistisch significant betere leerprestaties dan individueel leren.
Om te voorkomen dat het leerproces verzandt in ongestructureerd groepswerk, is het essentieel om te werken met coöperatieve structuren. Hiermee voorkomen we ongelijkwaardige deelname of dat leerlingen worden afgeleid van de werkelijke opdracht, bijvoorbeeld vanwege de strijd om de macht binnen het groepje. Er zijn diverse coöperatieve structuren die kunnen worden ingezet, afhankelijk van het doel dat wordt nagestreefd. In dit artikel is onvoldoende ruimte om die allemaal te bespreken, maar voor een goede beschrijving verwijs ik naar: Coöperatieve leerstrategieën van Kagan. De structuren die ik in de muziekles heb toegepast, DenkTijd, TweePraat, RondPraat, Timer en PlaceMat, bespreek ik verderop in dit artikel bij het voorbeeldproject ‘Mythen en Legenden’.
Stemgebruik
In situaties waarin meer kinderen tegelijkertijd aan het praten zijn, is het belangrijk om afspraken te maken over stemgebruik, zodat de rest van de klas niet gestoord wordt. Wanneer leerlingen twee aan twee overleggen, wordt de Tweetalstem ingezet, dat wil zeggen, de kinderen zorgen ervoor dat ze elkaar binnen hun tweetal goed verstaan, maar voor de andere tweetallen vrijwel onhoorbaar zijn. Hetzelfde principe geldt voor het werken in teams, dan wordt de Teamstem gebruikt. Daarnaast spreken we af dat alle gesprekken stoppen als het StilteTeken (de hand omhoog) wordt gegeven.
De toegevoegde waarde voor het onderwijs
Directeur van OBS De Nijenoord Mieke Duvalois vertelt dat het team na een voorstel van de directie heeft besloten om met CL aan de slag te gaan. Een van de argumenten is dat CL de betrokkenheid van alle leerlingen bij hun leerproces vergroot (zie ook: Marzano, 2013). Een ander belangrijk aspect is volgens Duvalois dat door toepassing van CL de ontwikkeling van sociale vaardigheden is geïntegreerd in de les. De verwachting is dat het resultaat daarvan beter is dan wanneer er met aparte programma’s voor sociale vaardigheden wordt gewerkt.
Gelijkwaardige deelname door leerlingen aan het groepsgewijs leren is essentieel, deze ontstaat door de samenwerking goed te structureren volgens de principes van CL, waardoor iedere leerling op eigen niveau deelneemt, op zo’n manier dat alle leerlingen groeien. Want, als leerlingen uitleg aan elkaar kunnen geven, groeien zwakkere leerlingen doordat zij meer uitleg ontvangen. Om uit te kúnnen leggen is een dieper niveau van begrip van het geleerde nodig waardoor ook de betere leerlingen groeien.
Ook de leerkrachten kunnen van elkaar leren: doordat CL schoolbreed is ingevoerd op De Nijenoord, het hele team in CL is geschoold en iedereen het toepast, is er op leerkrachtniveau een gezamenlijke taal waarmee leerkrachten gemakkelijker ervaringen kunnen uitwisselen of kunnen overleggen over de werking en de functies van de didactische structuren. De afspraken en structuren van CL worden gehanteerd in alle groepen 1 t/m groep 8. Voor mij als vakleerkracht is dat een groot voordeel. De structuren die ik toepas (zoals TweePraat of RondPraat, die laatste licht ik hieronder toe in het voorbeeld) en de afspraken die ik hanteer, hoef ik niet uit te leggen aan de leerlingen, ik check alleen of zij precies weten wat de essenties zijn.
International Primaryschool Curriculum
Basisschool De Nijenoord in Wageningen werkt met het International Primaryschool Curriculum (IPC). Kort samengevat houdt dat in dat alle zaakvakken, waaronder ook muziek, in projectvorm worden aangeboden en een gezamenlijk thema hebben. Voor informatie over deze aanpak verwijs ik naar ipc-nederland.nl.
Het IPC-project met als thema ‘Mythen en Legenden’ omvat meerdere doelen en duurt zes weken. Ik richt mij bij dit project voor mijn groep 6/7 op de volgende muzikale doelen (deze horen bij het IPC-project en staan zo op de site):
- De leerlingen begrijpen dat muzikanten muziek gebruiken om emoties en ervaringen uit te drukken en begrijpen daarbij dat het werk van de muzikanten beïnvloed wordt door de cultuur, tijd en omgeving waarin ze leven.
- De leerlingen kunnen hun oordeel geven over muziekwerken, met het begrip, de waardering, het respect en het plezier die daarbij horen.
- De leerlingen zijn vervolgens in staat zelf muziek te creëren en aan de klas te presenteren, door de sfeer van het verhaal in muziek uit te drukken.
Project ‘Mythen en Legenden’
In de oriëntatiefase van dit project start ik met het lied odysseus van Chrystal Cochius (het zingen van dit lied is geen hoofddoel van dit project, al kunnen we dat wel doen). Ik geef een korte inleiding op het gedicht van Homerus waarin wordt verteld hoe Odysseus door een list de stad Troje veroverde waarna hij een lange reis vol ontberingen maakte en huiswaarts keerde. De leerlingen kunnen tijdens het luisteren naar het lied de tekst meelezen op het digibord.
Voor de verwerking van de tekst van het lied gebruik ik de coöperatieve structuur RondPraat, een structuur voor teams van vier leerlingen. Het werkt als volgt: ik stel vragen aan de gehele klas, waarop meerdere korte antwoorden mogelijk zijn: Over wie gaat het lied? /Waar speelt het? /Wat gebeurt er? Na iedere vraag krijgen de leerlingen tien seconden DenkTijd (in stilte!). Vervolgens geven de leerlingen binnen hun team om de beurt één antwoord. Alle teams zijn dus tegelijkertijd actief (dit is simultane interactie), maar binnen een team is steeds één leerling aan het woord. Gebruik van de Teamstem hierbij is belangrijk. Niet de leerkracht controleert de antwoorden, maar de leerlingen controleren elkaar. Degene die aan het woord is, heeft een stressballetje in de hand en geeft dit door aan het volgende teamlid na het geven van een antwoord. RondPraat is een structuur die als doel heeft dat de leerlingen een goede luisterhouding aannemen en dat zij samenwerken om de informatie verwerken. RondPraat werkt tevens als TeamBouwer (een activiteit waarmee de samenhang binnen het team wordt versterkt) doordat de leerlingen op hun beurt moeten kunnen wachten, de leerlingen naar elkaar moeten luisteren en iedere leerling in volgorde aan de beurt komt. Hierdoor komen ook introverte kinderen meer aan bod. De kleine setting en vaste structuur waarborgen een veilige sfeer waarin iedere leerling zich kan uiten. Omdat er voor het samenwerken ook sprake moet zijn van een veilige sfeer en de bereidheid om samen te werken, is het belangrijk om regelmatig met een TeamBouwer daaraan te werken. En met elkaar komen ze gewoonlijk ook tot de goede antwoorden.
In de onderzoeksfase van dit project richt ik mij op de doelen 1 (begrijpen) en 2 (oordelen) en gaan de leerlingen luisteren naar Idomeneo van Mozart in de uitvoering van Frank Groothof. Het doel van deze les is dat de leerlingen emoties uit het verhaal herkennen in de muziek en daarbij muzikale kenmerken kunnen benoemen. Het gaat er niet om of de emotie die ze herkennen ‘goed’ is of niet, maar meer dat zij verband leggen tussen het verhaal en wat ze in de muziek horen. Op deze manier raken de kinderen thuis in de muzikale kenmerken waar ze later mee moeten werken in de toepassingsfase. In navolging van Frits Evelein, die in zijn boek Coöperatief leren in muziek het werken met opdrachtkaartjes beschrijft, krijgen de leerlingen voor deze opdracht kaartjes waarop muzikale kenmerken staan, zoals: sterk/zacht; hoog/laag; snel/langzaam; dof/ scherp; hoekig/vloeiend; afwisselend sterker en zachter; afwisselend snel en langzaam; afwisselend hoog en laag. Ze kiezen, al luisterend naar een muziekfragment, bijpassende kaartjes. Sommige leerlingen vinden het lastig om emoties uit het verhaal te herkennen in de muziek en zitten tijdens het luisteren soms vragend te kijken, maar de kaartjes geven de leerlingen houvast bij het luisteren en geven de opdracht een spelelement. Zo komen de leerlingen toch tot een resultaat.
Om deze opdracht te bespreken, gebruik ik de structuur TweePraat. Dat wil zeggen dat de leerlingen in duo’s aan elkaar gaan uitleggen wat voor sfeer of emotie ze in de muziek hoorden en welke kaartjes ze vonden passen bij de muziek. Ze krijgen eerst een DenkTijd van 30 seconden. Vervolgens krijgen beide kinderen ieder één minuut om hun keuze aan hun partner uit te leggen. De Timer is altijd zichtbaar op het digibord. Essentieel is het gebruik van de Tweetalstem, omdat de halve klas tegelijkertijd aan het woord is. Deze coöperatieve structuur is bedoeld om de analysevaardigheden gericht op muzikale kenmerken te stimuleren en de leerlingen in een veilige setting hun mening te laten uiten. Vervolgens laat ik een paar kinderen de mening van hun partner aan de klas navertellen, waarmee ik check of de leerlingen gericht hebben geluisterd naar hun partner en of ze in staat zijn de mening van een ander te verwoorden. Daarbij komen ook de kritische opmerkingen naar voren. De opmerking van een leerling stel ik weer als vraag aan de klas: “Bas hoort veel hoge noten en vindt dit niet passen bij het verhaal. Waarom heeft deze beroemde componist dit zo gecomponeerd?” Ik geef de leerlingen DenkTijd en laat ze met TweePraat dit punt bespreken. Ik wil hiermee bereiken dat de leerlingen zich inleven in de componist en dat ze kunnen benoemen dat muziek wordt beïnvloed door de tijd en omgeving waarin de componist leefde – dat componisten in een andere tijd emotie misschien op een andere manier in muziek verwerkten dan nu. Ik vraag weer een leerling om de mening van de partner te verwoorden en als het nodig is vraag ik ook gericht welke leerling het antwoord op mijn vraag goed kan uitleggen, zodat er begrip ontstaat omdat het over muziek van ‘vroeger’ gaat.
De toepassingsfase van dit project gaat om het creëren en presenteren van muziek (doel 3). Door steeds kleine stappen te zetten en deze met de coöperatieve werkvormen goed te structureren en bovendien de leerlingen zelf een taakverdeling te laten maken met eigen verantwoordelijkheden, blijven de leerlingen betrokken. Daarbij draait het steeds om samen leren en luisteren naar elkaar. Hieronder licht ik dat toe.
Ik heb vier volksverhalen uitgekozen: Tijl Uilenspiegel, De baron von Münchhausen, De vliegende Hollander, en De bokkenrijders. Deze verhalen vertel ik in hoofdlijnen aan de klas. De teams krijgen de opdracht om een verhaal te kiezen, en daarvan een muzikale presentatie voor te bereiden. Ze hebben daarbij de keuze of ze het verhaal gaan vertellen en daarbij de sfeer van het verhaal in muziek uitdrukken, of dat ze het verhaal in de vorm van een rap presenteren. Ze krijgen hun gekozen verhaal op papier.
De coöperatieve structuur die ik gebruik als voorbereiding om tot een goede taakverdeling te komen, is de PlaceMat: ieder team (van steeds vier leerlingen – of bij uitzondering drie of vijf) ontvangt een groot vel papier, waarop vier vakken in de hoeken zijn getekend en een centraal, gemeenschappelijk deel in het midden. Ieder teamlid leest eerst het gekozen verhaal nog eens na, en schrijft daarna individueel zoveel mogelijk kenmerkende voorvallen of gebeurtenissen uit het verhaal in zijn/haar gedeelte van de PlaceMat op.
Ik neem eerst tijd om de groep te observeren. Het gaat niet bij iedereen even snel. Als ik zie dat een team te lang blijft hangen in het eerste gedeelte van het verhaal, help ik de groep op weg met een verdeling, zodat ieder groepslid een ander gedeelte leest en omschrijft. Daarna schrijven de teamleden in het midden van de PlaceMat welke gebeurtenissen in de presentatie moeten worden verteld, wie dat gaat doen en hoe. Ze maken een taakverdeling, zodat ze twee aan twee kunnen werken aan een gedeelte van het verhaal. Ik moet hier en daar wat bijspringen om te zorgen dat iedereen aan het einde van de les minstens de gebeurtenissen en de taakverdeling op papier heeft. Sommige teams zijn al bezig teksten te schrijven. In een later stadium worden de verhaaldelen samengevoegd tot een samenhangend geheel. Als dat klaar is en op papier staat, gaat elk team nadenken over bijpassende muziek: sfeermuziek of een beat die ze er zelf bij kunnen verzinnen (of als de tijd het niet toelaat om zelf muziek samen te stellen: er zelf bij zoeken) en inzet van eventuele muziekinstrumenten. Na twee lessen werken aan de presentatie, laat ieder team zijn verhaal aan een ander team zien. Op deze manier creëer ik een veilige omgeving waarin de kinderen presenteren, voordat ze voor de hele klas presenteren. De teams geven elkaar feedback, waardoor ze hun presentatie kunnen verbeteren. In de laatste les presenteren alle teams hun verhaal voor de hele klas.
Het groepje dat zich wilde verkleden, heeft petten en zonnebrillen meegenomen en presenteert een fantastische rap, helemaal op rijm, waar ze een goed-passende beat bij hebben gezocht. De leerlingen hebben met veel plezier hard gewerkt om zich goed te kunnen presenteren en het wordt een mooie afsluiting van het project. De leerlingen laten zien dat ze in staat zijn muziek te creëren en te presenteren en een aantal laat duidelijk zien dat ze trots zijn op hun resultaat. We evalueren tot slot de presentaties en het werken in de teams. Het beschrijven van de gebeurtenissen uit het verhaal en een taakverdeling maken vonden ze het lastigste. Het was mooi om te zien dat de kinderen, als ze problemen tegenkwamen, vaak in staat bleken om oplossingen te bedenken, door elkaar te helpen of iemand een andere taak te geven (‘als jij nou gaat samenwerken met haar, en ik met hem, dan past dat beter bij elkaar, en kunnen we beter opschieten’).
Conclusie
De didactische strategie Coöperatief Leren vraagt een specifieke voorbereiding en aanpak van de docent, maar de opbrengsten zijn zeer positief. Het kost de docent meer tijd om lessen volgens het CL-principe voor te bereiden, maar in de les zelf krijgt de docent meer tijd en rust om de leerlingen te observeren en op hen te reageren. In de praktijk heb ik ervaren dat de eigen inbreng die de leerlingen kunnen hebben als CL wordt toegepast bij de les in het creëren van muziek, voor een aantal leerlingen zo motiverend werkt dat ze ook buiten de muziekles met elkaar gaan overleggen. Bij sommige leeractiviteiten, bijvoorbeeld het gezamenlijk musiceren, voegt CL weinig toe. Dan kunnen andere didactische strategieën worden ingezet. Het is nooit helemaal te voorkomen dat er samenwerkingsproblemen of meeliftgedrag ontstaan, maar de kans daarop is kleiner wanneer passende coöperatieve structuren worden ingezet.