Mijn oude muziekjuf Quinta Holthuis ging dit jaar met pensioen. Als 7-jarig meisje kreeg ik muziekles van haar op de Montessorischool en zong ik in haar kinderkoor. De liedjes die zij met ons zong, gebruik ik nu in mijn eigen lessen.
Veel mensen kennen haar als energiek, gedreven en gepassioneerd docent en dirigent. Daarnaast heeft ze zich jarenlang ingezet voor een bloeiend cultureel klimaat in Deventer als programmeur van concerten en lid van een stichting die subsidies verstrekt aan kleine lokale culturele initiatieven. Quinta Holthuis is een begrip in Deventer.
Wie is Quinta Holthuis?
“Als kind stichtte ik kinderclubjes in de buurt, waarvan ik dan de leidster was. Ik speelde graag toneel en zong en dichtte veel. Op de middelbare school deed ik mee aan toneel, muziekwedstrijden en muziekavonden. Ik speelde thuis mijn eigen liedjes op de piano, met soms van die lekkere akkoorden en octaven, waarbij mijn moeder – als ik al te uitbundig werd – vanuit de keuken riep: ‘Je lijkt de pianostemmer wel!’
Zij wilde graag dat ik naar de Kleinkunstacademie of de Toneelschool ging, maar ik wilde met kinderen werken. Dus ik moest een beroepskeuzetest doen, die – zeer tegen mijn moeders zin – aantoonde dat ik écht graag met kinderen aan de slag wilde. Toen ik een paar jaar later voor de klas stond, vond zij het toch heel leuk.”
Hoe ben je van leerkracht muziekvakleerkracht geworden?
“Op de eerste scholen waar ik werkte, ging ik met mijn ukelele langs bij alle collega’s om in de klas een liedje te zingen, zo is het begonnen.
Waarom deden ze dat zelf niet?
“Leerkrachten vinden van zichzelf vaak dat ze óf niet kunnen zingen óf dat ze geen tijd hebben om een hele muziekles voor te bereiden. Nu wordt het digibord vaak gebruikt om liedjes aan te leren, maar toen ik begon met lesgeven, was begeleiding en/of meezingen met audioapparatuur uit den boze. Je moest als docent zelf zingen en als je dat kon, ook zelf begeleiden.
Begeleiding via cassettebandjes van bijvoorbeeld Benny Vreden en later cd’s, werd afgekeurd door schoolmusici en hun opleiders. Maar als ik het zinvol of leuk vond, gebruikte ik ze wel. Het argument ertegen was dat je zo niet zelf kon inspelen op de groep tijdens het zingen, en dat het de muzikaliteit niet bevorderde.
‘Liedversieren’ door de kinderen, met Orff-instrumentjes, werd wel gestimuleerd. Dat vind ik een muzikale meerwaarde, ik wisselde dat af met leuke meezingversies van liedjes. Tegenwoordig worden vaak goede muzikale begeleidingen gemaakt bij schoolmuziekliedjes, het blijkt veel docenten te helpen om met de groep te zingen.”
Waarom heb je de opleiding muziek voor het basisonderwijs gedaan?
“Voor de liefde was ik van Amsterdam naar Deventer verhuisd, daar zocht de Montessorischool een parttime- en invalleerkracht en ook een muziekdocent. Ik gaf al muzieklessen zonder specifiek diploma, maar voor die baan was een diploma vereist.”
Wat heeft de opleiding toegevoegd aan wat je al kon?
“Ik ontmoette er andere vakdocenten en het voegde didactisch en qua liedmateriaalkeuze en muzikale bouwstenen veel toe. Dat deden overigens ook de diverse cursussen kinderkoordirectie die ik daarna nog volgde.”
In hoeverre heb je het gedachtegoed van Maria Montessori in jouw lessen verwerkt?
“Tijd maken voor individuele aandacht, dat is lastig in een muziekles, maar niet onmogelijk. Zeker als je ze in kleine groepjes dingen laat doen.
Ik heb op de Montessorischool bijvoorbeeld de bellenset gebruikt. Je zet bijvoorbeeld een ‘C’-klinkende bel vóór in de klas en laat een kind deze aanslaan. De rest van de bellen staan verspreid door het lokaal. Er is één bel die hetzelfde klinkt. Kan het kind deze bel vinden? Je traint hiermee het muzikaal geheugen.
Zintuiglijke Montessori-spelletjes heb ik veel gedaan. Toen ik in 2013 voor het Kunstencentrum ging werken op allerlei verschillende scholen kon ik het Montessori-gedachtegoed ook op andere scholen delen.”
Wat vond je het belangrijkste in jouw lessen?
“De variatie. Ik vind het belangrijk dat kinderen hun muzikale ei op allerlei manieren kwijt kunnen. Ik wilde iedereen bedienen en ze overal kennis mee laten maken. Ik werkte bij voorkeur vanuit een thema. Of dat nu lente was of een thema waar de school op dat moment mee bezig was, maakte niet uit.
Er was geen protocol waar ik me aan moest houden, je komt echt een soort feestje maken in de klas. Ik voelde me vaak bevoorrecht. Ik zong veel, deed ritme- en maatspelletjes, eindigde vaak met iets uit ‘Dansspetters’ of een rustgevend kringspel.
Beweging is een mooie manier om kinderen kennis te laten maken met klassieke muziek. Ga maar eens op de grond liggen en laat ze Arvo Pärt luisteren en daar op bewegen, of dansen op de ‘Dance des Sauvages’ uit ‘Les Indes Galantes’ van Rameau, een rondeau van J.S. Bach, of de ‘Sledevaart’- symfonie van Leopold Mozart.”
Het kan niet altijd feest zijn …
“Natuurlijk niet. Ik heb me altijd erg gestoord aan leerkrachten die nog niet klaar waren als ik in de klas kwam voor de muziekles. Eerst nog even een lesje afmaken of fruit eten. Mijn voorbereide les liep dan anders want ik moest wel op tijd klaar zijn voor de volgende groep. Ik vond het ook zonde als leerkrachten zelf nooit zongen.
Gelukkig heeft de komst van mp3-tjes dat wel verbeterd. Die stuurde ik sindsdien altijd na. Vanaf groep 7 hebben kinderen vaker last van valse zangschaamte. Liedjes moesten dan bijvoorbeeld in het Engels. Dan werkte Vader Jacob in het Engels vaak al om ze weer mee te krijgen.”
Quinta Holthuis (67)
Opleidingen
- Baarnsch Lyceum
- KLOS – Kees Boekeschool in Bilthoven (1972)
- Applicatie Montessori Academie in Amsterdam (verplicht, zodat KLOS’ers in alle groepen les konden geven)
- Muziek voor het basisonderwijs in Zwolle
- Diverse cursussen kinderkoordirectie
- Jiddisj aan de UvA
Werk
Quinta Holthuis was 42 jaar werkzaam als muziekdocent en dirigent.
Was dat altijd zo?
“Veel bovenbouwleerlingen zijn op muziekgebied nu wereldser dan jaren geleden. Ze komen in aanraking met programma’s als ‘The Voice Kids’ en met allerlei soorten popmuziek. Het blijkt vaak geen punt voor kinderen om een enorme tekst van een rap of popsong te zingen, zelfs in het Engels. Dan moet de muziekjuf vooral niet aankomen met kinderachtige liedjes en dansjes. Maar dat geldt niet voor alle bovenbouwleerlingen.
Het zingen met jongens is ook wat lastiger geworden, maar de rap is een goed en leuk alternatief. Ze hoeven dan niet te zingen en de tekst en het ritme, al dan niet met beweging, is cool. Ze zelf een rap laten maken werkt ook goed. Natuurlijk is rappen ook voor meisjes leuk. Het is bovendien prima af te wisselen met een gezongen refrein. Gelukkig zijn er voldoende geschikte Engelstalige liedjes.”
Jouw kinderkoor was een begrip in Deventer, wat maakte het tot een succes?
“Zingen met kinderen, zeker gemotiveerde kinderen, is fantastisch. Ik heb het koor in 1990 opgericht. Ik had een hele fijne pianist tegen wie ik kon zeggen: wil je tijdens het voorspel even een aap nadoen op de piano? Hij kon zich heel goed verplaatsen in de fantasie van een kind, had zelf nog iets heel kinderlijks. Dat is fijn, als je het samen kunt doen.
Ik houd erg van canons en meerstemmige muziek. Ik heb veel geleerd van onder andere Silvère van Lieshout en meegedaan aan kinderkoorwedstrijden.
Het is een paar keer voorgekomen dat koorleden doorstroomden naar het Nationaal Kinderkoor, nu De Nationale Koren. Als ze ‘te goed’ werden, stuurde ik ze altijd door. Hoewel het heerlijk is om met zulke goede zangers te werken. Het koor wordt gedragen door de beste zangers, maar ik heb het belang van de ontwikkeling van kinderen altijd op één gezet.”
Wat waren voor jou de hoogtepunten?
“Twee keer heb ik de kans gekregen om een grote musical te maken op een school. Met de leerlingen, maar ook met het team. Muzikale ouders speelden op hun instrument mee tijdens de voorstelling. De uitvoeringen waren in de Schouwburg. Het was twee keer een enorm project, ik heb er slapeloze nachten van gehad maar het was geweldig om te doen. Als je de vrijheid hebt en het vertrouwen krijgt om iets groots te doen, is dat heerlijk.
Maar er waren ook kleine momenten waar ik van genoot. Dat ik door de gang liep en kinderen me hoopvol aankeken: Kom je vandaag bij ons, juf?
Ik liet tijdens een project over de Tweede Wereldoorlog muziek horen waarbij een jongen uit de groep in huilen uitbarstte. Zijn oom was overleden en deze muziek hadden ze ook gedraaid op de begrafenis. Zijn moeder is toen nog naar me toe gekomen om me te bedanken, hij hield veel van zijn oom maar kon er niet over praten, muziek bleek een opening naar zijn emotie.
Of de keren dat ik Turkse liedjes zong en me liet verbeteren door de Turkse kinderen in de klas. Dat ze me hielpen met de uitspraak en daar zo trots op waren. Mensen raken, daar ging het me om.”
Heb je een advies voor muziekdocenten?
“Doe iets op een uitdagend, goed niveau, als je die mogelijkheid hebt. Je moet kijken naar wat kinderen leuk vinden, maar daar ook doorheen proberen te prikken. Het kan zijn dat kinderen iets de ene dag niet leuk vinden, maar de volgende dag wel. Gewoon omdat het nog onbekend is, of nog moeilijk. Wees niet bang om daar doorheen te gaan.”
Hoewel Quinta met pensioen is, blijft ze de komende tijd als dirigente nog verbonden aan het volwassenen Jiddisj koor Lechayim in Deventer dat ze heeft opgericht. Haar moeder zong vroeger vaak het lied ‘Donna Donna’, daar is haar interesse gewekt voor het jodendom en het Jiddisj.