De officiële en romantische lezing van het succesverhaal van José Antonio Abreu begint ruim veertig jaar geleden in een keldertje met elf leerlingen aan wie Abreu zelf muziekles geeft om een orkest te kunnen beginnen. In 1975 stichtte hij het Nationaal Jeugd Symfonieorkest van Venezuela. Een en ander leidde tot de oprichting van meer jeugdorkesten met als resultaat El Sistema, het nationale systeem van kinder- en jeugdorkesten in Venezuela.
Het succes van dit project is onvoorstelbaar. Het systeem scheidt het ene na het andere jeugdorkest af, het bekendste is het ‘Simón Bolívar Youth Orchestra of Venezuela’. Er zijn in Venezuela driehonderd muziekcentra waar nu volgens de statistieken van El Sistema 980 duizend kinderen zes dagen per week vier uur per dag musiceren. Duizenden muziekdocenten geven er les. Voor gehandicapte kinderen is er een speciaal programma.
Het systeem inspireert overal ter wereld landen tot soortgelijke initiatieven. José Abreu had dit nooit kunnen doen zonder de steun van de overheden die de afgelopen decennia de revue zijn gepasseerd. Daaruit kunnen we concluderen dat hij een uitstekende politicus was die heel goed wist hoe hij de aandacht van de media kon trekken. Hij werd een nationale held. Dat blijkt: na zijn overlijden werden drie dagen van nationale rouw afgekondigd.
Daarnaast was hij pianist, een groot liefhebber van klassieke muziek en een voorvechter van muziekonderwijs voor iedereen. Muziekeducatie moest volgens hem een fundamenteel recht voor ieder kind worden. Via Unesco, waar hij een tijd lang een zogeheten Goodwill Ambassadeur was - iemand die zijn talent of bekendheid gebruikt om de idealen van Unesco voor het voetlicht te brengen - heeft hij daarvoor gelobbyt in de hele wereld.
In Venezuela kreeg hij het voor elkaar dat het recht op muziekeducatie werd vastgelegd op twee plaatsen in de grondwet: als onderdeel van de grondwet voor educatie en als onderdeel van de grondwet voor sociale vorming.
Volgens José Abreus visie krijgen kinderen door muziekeducatie oog voor het esthetische, wat leidt tot een ontwikkeld begrip van goed en kwaad. Dit vertelde hij aan iedereen, in elk documentaire, elke speech en alle interviews, in prachtige bewoordingen.
In 2010 kwam de toen al broze José Abreu naar Nederland om zo’n mooie speech te houden in het Concertgebouw en de Erasmusprijs in ontvangst te nemen. De prijs werd uitgereikt door Willem Alexander, waarna het Teresa Carreño Youth Orchestra van Venezuela een temperamentvol concert gaf. Het dak ging er zowat af.
Sinds die mooie dag is er ook kritiek geuit op Abreu door professor Geoff Baker, een musicoloog van de University of London. Hij bestrijdt onder andere dat El Sistema van meet af aan een sociaal project is geweest en dat de arme kinderen er nu baat bij hebben en schreef er een boek over: El Sistema: Orchestrating Venezuela’s Youth.
Ook in andere opzichten heeft El Sistema het zwaar, net als overigens alle Venezolanen. El Sistema wordt voor negentig procent gefinancierd door de overheid en is ook haar oogappel als sociaal project. Maar de politieke situatie is in Venezuela instabiel, er zijn opstanden en veel mensen verlaten het land. De orkesten merken dat ook, musici vluchten het land uit, het Teresa Carreño Youth Orchestra werd onlangs opgeheven.
De huidige leiding van El Sistema treedt niet naar buiten met politieke standpunten. Maar wat er ook gebeurt, de in de grondwet vastgelegde rechten op muziekonderwijs gaan het ongetwijfeld overleven, met dank aan José Antonio Abreu.