Leo Aussems zei pas na lang aarzelen ‘ja’ toen we hem vroegen voor dit interview. Naar eigen zeggen is dat een metafoor voor hoe hij is: “Ik ben geen echte performer, ik heb faalangst. Ik hou me liever bezig met het scheppen van voorwaarden.”
Dat heeft hij met succes gedaan: eerst als vakleerkracht muziek op een montessorischool en een school voor het voortgezet onderwijs in Rotterdam, later als hoofdvakdocent voor Codarts Rotterdam. Daarnaast maakte Leo als componist en arrangeur kinderliedjes voor schoolvoorstellingen, musicals, School- TV en andere TV-programma’s voor kinderen en, last but not least, sinds vijftien jaar voor De Pyramide.
Sinds 2017 is Leo met pensioen en deze zomer besloot hij ook met de arrangementen voor De Pyramide te stoppen. “Ik heb van 1972 tot 2017 gewerkt in het muziekonderwijs voor kinderen. Dat is 45 jaar, met veel plezier, maar ik vind het tijd voor iets anders.”
Conservatorium
De faalangst heeft Leo in zijn muzikale carrière wel eens parten gespeeld, soms op een positieve manier, bijvoorbeeld toen hij moest voorspelen om te worden toegelaten tot het conservatorium, begin jaren zeventig. “Ik kwam binnen, zette Bach op de lessenaar van de piano maar speelde alles uit mijn hoofd want ik kon nog niet goed noten lezen.”
Leo krijgt er nog steeds een kleur van als hij erover vertelt. Of de commissie hem doorhad is niet bekend, maar de uitslag was goed: Leo mocht instromen in het eerste jaar, hij hoefde niet nog eerst de vooropleiding te doen. “De commissie was vooral overtuigd door mijn vrije improvisatie op de Mondscheinsonate van Beethoven, gekoppeld aan het popliedje Past, Present And Future van de Shangrila’s.”
De jonge student Leo was blij met de uitslag, maar was zich zeer bewust van zijn ontbrekende klassieke achtergrond. “Ik weet nog dat we les hadden van Ludwig Otten, meermaals per week tweeëneenhalf uur les in theorie, met zijn drieën. Meteen al de eerste les moest ik naar het bord komen, Ludwig Otten gaf me het krijtje en zei alleen maar ‘We zitten in Es’, en ik keek hem aan, het zweet brak me uit. Ik had geen flauw idee wat er nu van me werd verwacht.”
Hoewel Leo Aussems de klassieke muziek niet van thuis had meegekregen, hield hij als kind al enorm van muziek en had hij een zekere aanleg. Dat laatste werd opgemerkt door de docent muziek op de pabo waar hij studeerde, zij spoorde hem aan om schoolmuziek te gaan studeren. “Ik was handig in begeleiden, ook al beheerste ik nog maar vijf á zes akkoorden. Daarnaast heb ik altijd een goed ritmegevoel gehad.”
Als jochie op de lagere school had hij met veel plezier op de trommel gespeeld in de fanfare waarin zijn zus trompet speelde. Dat was zijn enige podiumervaring toen hij begon met studeren.
“Ik heb nooit in bandjes gespeeld, ook niet tijdens mijn studie schoolmuziek, wat ik achteraf betreur. Nu worden conservatoriumstudenten aangemoedigd om samen te spelen, in de opleiding tot Docerend Musicus krijgt het musicus-deel nu meer nadruk dan voorheen. Dat pad werd ingeslagen in de tijd dat ik bij het conservatorium examen voor de praktijkvakken deed in 1978.”
De theoretische component van de opleiding is vergeleken met vroeger iets meer teruggeschroefd ten bate van het uitvoerende musicus-deel.
“Dat vind ik een goede ontwikkeling, maar aan de andere kant ook wel jammer”, zegt Leo, “maar dat is mijn romantische of melancholische beeld van het onderwijs dat ik genoot. Ik had docenten theorie en muziekgeschiedenis die echt vlamden. Zelf vind ik het ook heerlijk om vanuit verwondering de kinderen mee te nemen in mijn eigen ontdekkingstocht in de muziekgeschiedenis. Nu staan docenten voor de klas die veel sneller live muziek maken met de kinderen met veel plezier en kwaliteit.”
In de tijd dat Leo begon met lesgeven, 1972, sloten de lessen niet altijd aan bij de beleving van de kinderen, herinnert hij zich: ”Er was een gat, maar dat was toen al aan het veranderen. Dat was echt een verandering van paradigma.”
Muziek van belang voor schoolcarrière
Leo is bepaald geen job-hopper, blijkt uit de lange periodes dat hij ergens werkzaam was.
“Dat is omdat ik graag iets wil opbouwen en daar is tijd voor nodig. Bijvoorbeeld op het Montessorilyceum waar ik werkte. Muziek was daar als vak onbelangrijk en dat heb ik kunnen veranderen, daar ben ik oprecht trots op. Collega’s merkten hoe muziekles van waarde kon zijn in de schoolcarrière van een kind.
"Sommige kinderen zijn dol op muziek maar krijgen daar weinig over te leren waardoor ze niet graag naar school gaan. Wordt er muziek gemaakt op school, dan is het voor die kinderen ineens wél fijn om te gaan. Ze voelen er dan meer binding mee. Vaak ging ik na afloop van de lessen nog even zingen met wat kinderen die dat wilden, zij bleven voor hun plezier langer op school.
"Maar ook de musicals en schoolvoorstellingen maakten uit, daaraan deden honderdtwintig van de achthonderd leerlingen mee, zij voelden zich verbonden met elkaar, de voorstelling en de school. De andere leerkrachten merkten het verschil. Uiteindelijk is muziek daar een examenvak geworden.”
Behoefte aan eigentijdser materiaal
Als conservatoriumstudent gaf Leo les op een Montessori basisschool in Rotterdam, hij had immers zijn pabo-diploma al op zak. “Elke dinsdag acht groepen. Er kwam altijd een groepsleerkracht meekijken hoe je het deed.”
In zijn tweede studiejaar begon Leo zelf muziek te schrijven. “Een leerkracht wilde graag een musical uitvoeren met de klas, 'De Rattenvanger van Hamelen'. We schreven samen het verhaal en ik maakte er liedjes bij. Mijn eerste stukken leken nog erg op andere liedjes. Het opschrijven zelf was een hele worsteling in het begin, ik had altijd een grote gum binnen handbereik die ik veel gebruikte.”
Al gauw maakte Leo arrangementen voor het schoolorkest, voor de musicals. Werk en studie versterkten elkaar. Wat hij leerde kon Leo direct in de praktijk toepassen en voor het arrangeren was er gelegenheid om op school te experimenteren. Het viel ook samen met de tijdgeest, vertelt Leo.
“Er was behoefte aan eigentijdser repertoire voor de muzieklessen. Het klassieke liedrepertoire sloot niet goed aan bij de kinderen. Je had boekjes als Hoy een lied, wat wel leuk was maar ook wat braaf. Zeker toen ik ging lesgeven in de brugklas merkte ik dat leerlingen liever iets met lichte muziek wilden.”
Leo vond inspiratie bij de popmuziek en TV-series. Zijn arrangement van de tune van de TV-serie Cheers was in zijn lessen een groot succes.
Dertien liedjes per jaar
“In 1981 of 1982 hoorde ik op een verjaardagsfeestje over een vacature bij de omroep. Ze zochten een muziekredacteur voor lesbrieven bij muziekprogramma’s. Ik werd aangenomen en begon wat later ook liedjes te schrijven voor School-TV, Muziek in de tent, Muziek met Jango, De liedjesman, later Liedmachien en Songmachine, en vanaf 2002/2003 voor Koekeloere, en ben er nooit meer weggegaan. In 2015/2016 is het gestopt omdat de omroep er geen geld meer in wilde steken.”
Elk jaar schreef Leo Aussems ongeveer dertien à veertien liedjes voor de omroep. Hij kreeg een tekst opgestuurd met de opdracht er een lied van te maken.
“In het begin zat ik aan de piano en werkte met akkoorden. Maar na een tijd ben ik dat anders gaan aanpakken. Een piano, je beheersing van slechts een aantal akkoorden kan heel dwingend zijn, je neigt naar een bepaald akkoordschema. Ik wilde vrijer zijn om te kunnen improviseren. Dus ging ik de tekst eerst voor mezelf zingen. Zo werd ik ook onafhankelijk van mijn eigen beperkingen op de piano.”
Leo bleef ruim dertig jaar kinderliedjes schrijven, blijkbaar gaf dat veel voldoening. Waar zit hem dat in?
Leo denkt na, “het scheppen, iets máken, is een wonder. En ik ben altijd zó benieuwd hoe het gaat klinken. Wacht, ik geef een voorbeeld.” Leo springt op van zijn stoel en beent naar de vleugel, waar hij een paar vellen bladmuziek oppakt, die laat hij zien. “Dit arrangement heb ik gemaakt voor mijn koor ‘Atafel’, het is net af, een meerstemmig arrangement van 'Fool on the hill' van The Beatles. Volgens mij gaat het hartstikke mooi klinken, en ik kan gewoon niet wachten tot we het gaan repeteren.”
Wat dat betreft vindt Leo het jammer dat hij nu de kinderen niet meer hoort zingen.
“Ik zal de kinderstem enorm gaan missen, en de blijdschap die het zingen bij kinderen teweeg brengt, dat vind ik zó geweldig.” Dat enthousiasme is nog onverminderd sterk aanwezig en soms is de vonk goed overgeslagen, merkt hij nu, want met enige regelmaat komen oud-leerlingen hem opzoeken. Veertigers en vijftigers, soms met zelf kleine kinderen, die graag nog eens met hun voormalige muziekdocent willen zingen.
Als inspiratiebronnen noemt Leo muziek van onder anderen de Beach Boys en The Beatles. Hij houdt van symfonische rock en van klassieke muziek, Bach met name. En als het gaat om kinderliedjes: “Ik heb eindeloze bewondering voor Harry Bannink. Verder vind ik de humor in liedteksten van Jeroen Schipper heerlijk.”
Volgens Leo is nauwelijks te voorspellen wanneer een lied echt in de smaak valt bij kinderen. En het hoeft ook niet door honderden mooi gevonden te worden. “Ik ben al tevreden als één kind mijn lied gaat zingen omdat hij het mooi vindt.”
Wel kun je per leeftijdsgroep voorspellen welke kenmerken in de smaak vallen: “Jonge kinderen houden het meest van up-tempo nummers zoals ze dat bijvoorbeeld in 1-2-3 Zing heel goed doen. Als de kinderen wat ouder worden, staan ze meer open voor wat langzamere nummers, zo rond de brugklasleeftijd. Maar een lied moet in elk geval een goeie groove hebben, een goeie ritmische basis.”
Kwaliteit kinderlied
Wanneer is een kinderlied nu echt geschikt voor gebruik in de muziekles? Daar wordt voor het maken van de lessen in De Pyramide veel over gesteggeld met de redactie en de auteurs.
Maar niemand heeft de wijsheid in pacht, ook Leo Aussems niet, ondanks alle ervaring: “Als ik het wist wat nu de gouden formule is om een goed lied te schrijven dat educatief verantwoord is en ook nog door iedereen graag wordt gezongen, dan zou ik dat opschrijven in een boek. Dat wordt dan een bestseller die mij rijkdom verschaft. Maar helaas, het zit er niet in.”
Toch zijn er wel enkele basiskenmerken op te noemen die van belang zijn. De tekst moet inhoudelijk interessant zijn, of er moet humor in zitten, maar dat is een subjectief gegeven. Minder subjectief is dat de woordaccenten en de muzikale accenten moeten samenvallen. Bijvoorbeeld het woord ‘verdrietig’, daar ligt het accent op de tweede lettergreep, daar moet dan ook een muzikaal accent komen, en dat kan bijvoorbeeld als de eerste lettergreep een opmaat is.
Maar zelfs voor deze objectieve regel bestaan uitzonderingen, vertelt Leo.
“Er kan bijvoorbeeld bewust van worden afgeweken om er een ‘swing’ in te brengen zoals Phil Collins dat doet in zijn nummer 'Another day in paradise', in de zin she’s got blisters on the soles of her feet. Het accent van de eerste lettergreep ‘blis’- komt op een relatief licht maatdeel, maar daardoor krijgt die zin een geweldige ‘groove’.”
Daarnaast kan het niet laten samenvallen van woord- en muzikaal accent ook als grapje zijn bedoeld, zoals het in het inmiddels flink gedateerde lied Johanna (‘een meisje voor halve dagèn’ - gezongen door Rijk de Gooijer).
Muzikale potentie
“Verder moet je bij een kinderlied rekening houden met de beperkingen en mogelijkheden van de kinderstem. Vaak zijn liedjes veel te laag voor de kinderstem, ik denk dan aan popliedjes. Even transponeren kan een hoop oplossen, hoewel de omvang van de kinderstem toch echt beperkt is. In de diverse methodes staat vaak goed beschreven wat het best haalbare is.”
Ook over het opschrijven van bepaalde ritmes is veel discussie geweest binnen de redactie. Wat is wijsheid?
Leo stelt dat kinderen van nu goed zijn in het overnemen van tamelijk ingewikkelde ritmes: “Dankzij de media van nu hebben zij meer luisterervaring dan de kinderen van dertig jaar of langer geleden. Ze zijn enorm getraind doordat ze herhaaldelijk luisteren naar dezelfde ritmisch vaak ingewikkelde popliedjes. Het gevolg is dat zij intuïtief en auditief complexe ritmische structuren kunnen volgen. Zij hebben daarin zelfs vaak meer potentie dan de groepsleerkracht. Het notenbeeld kan afschrikwekkend zijn, maar via voor- en nazang zijn lastige ritmes toch aan te leren. Hetzelfde geldt voor ingewikkelde melodieën. Kinderen van nu kunnen complexe muziek aan.”
Wat Leo betreft is het pop-genre geschikt voor het maken van kinderliedjes voor muziekles, en is dat soms zelfs aan te bevelen omdat het de betrokkenheid van kinderen vergroot: “Ze herkennen de muziektaal, je sluit aan bij hun leefwereld.”
Maar ook een liedje maken in de stijl van een popgenre is niet zonder meer een garantie voor succes.
“Vaak doen docenten iets met rap omdat dat leuk is voor de kinderen, maar dat vind ik niet altijd mooi. Een rijmende tekst is nog niet hetzelfde als een goeie rap, het moet wel poëzie zijn. Eigenlijk is de basisvoorwaarde: neem het serieus. Kindermuziek is niet infantiel."
Reacties
Reactie toevoegen