Het duo Kruis en Mol bestaat uit Mart Heijmans (snaarinstrumenten, saxofoon, doedelzak) en Mark Söhngen (accordeon, trekharmonica, concertina), die elkaar zo’n veertig jaar geleden leerden kennen in de folkmuziekscene van Nijmegen. In 1980 speelden zij voor het eerst samen in de band Volluk, daarna begonnen zij aan de reeks schoolconcerten die zij tot op de dag van vandaag regelmatig geven. Aanvankelijk deden zij dat onder de naam ’t Luiaerdsgild, nu als Kruis en Mol.
Muzikant worden
Hun beider carrières zijn op een organische manier tot stand gekomen. Beiden begonnen met een academische studie in een heel andere richting; Mart studeerde biologie, Mark theologie. Ze maakten wel al muziek, maar deden dat vooral voor de lol, de muziek, de meisjes en de centen. Totdat er een moment kwam dat ze beseften dat hun muzikantenbestaan niet iets is dat ze ‘erbij’ konden blijven doen.
Voor Mart kwam dat moment toen hij als netafgestudeerd bioloog een promotieplaats kon krijgen. Tegelijkertijd kwam er een aanbod van een theatergroep in Arnhem, die voorstellingen gingen maken voor gehandicapten. Mart kon in het team komen meehelpen de voorstelling te ontwikkelen om het daarna uit te voeren. Mark zat daar al bij. “Het was meer dan fulltime. Ik kon linksaf of rechtsaf slaan in mijn leven, ik moest kiezen. Ik ging naar links.” Het werd de muziek.
Mark was eerder al gestopt met zijn studie theologie. Als kind had hij trekharmonica leren spelen. In zijn pubertijd liet hij het instrument links liggen vanwege andere prioriteiten, totdat folk hip werd en bleek dat hij zich populair kon maken door het instrument weer op te pakken; hem werd steeds vaker gevraagd of hij wat kon komen spelen. Hij kwam in bandjes terecht en bleef daarmee doorgaan toen hij ging studeren.
Mark: “Tijdens mijn studie had ik een optreden gehad en meteen de volgende ochtend vroeg een werkcollege, en toen had ik de verkeerde tas bij me. ‘Wat heb jij nou bij je’, vroeg de professor. Er staken pijpen uit mijn tas. ‘Een doedelzak’, zei ik. Zelf was de professor een goeie klarinettist, hij reageerde enthousiast, ‘Wat leuk, kun je wat spelen?’ vroeg hij. Dus ben ik daar wat doedelzak gaan spelen ’s morgens om negen uur, en ik dacht ‘wat zit ik hier eigenlijk te doen… dit is niet te combineren, weet je wat, vanaf vandaag ben ik muzikant.”
Ontstaan Kruis en Mol
Als muzikant speelden Mart en Mark in diverse bandjes Nederlandse volksmuziek. In die tijd populair en redelijk uniek. “Op een bepaald moment was er iemand uit Arnhem en die zei, ‘wat een leuke muziek, kunnen jullie niet eens bij ons op scholen komen spelen?’ Een schoolconcert voor de kids dus. We hebben gezegd, ok, laten we het eens proberen.”
Het schoolconcert werd een succes en er volgden er meer in Arnhem. Niet lang daarna kwam Frans van den Eijnden bij hen luisteren. Hij was directeur van de Stichting Het Schoolconcert die landelijk schoolconcerten regelde. Mart: “Hij vond het wel interessant want de stichting had een heel aanbod van muziekconcerten voor basis- en voortgezet onderwijs met artiesten als Pim Jacobs, Rita Reys, en een pianist die klassieke stukken ging spelen en daar een verhaaltje bij vertelde. Maar ze hadden nog geen aanbod van volksmuziek.”
De Stichting Het Schoolconcert vroeg of ze de concerten landelijk wilden spelen op scholen. Tot 2005 hebben ze met de groep ’t Luiaerdsgild voorstellingen gespeeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en in de bovenbouw van het basisonderwijs, en als duo ‘Kruis en Mol’ spelen zij sinds 1983 alleen nog voor de groepen 1 tot en met 4. Dat doen zij nog steeds voor dezelfde organisatie, die inmiddels van naam is veranderd en nu Impresariaat ‘Uit de kunst’ heet.
Mart: “De eerste vijf jaar hebben we ontzettend veel geleerd. Volgens mij moet je tenminste vijf jaar met kinderen werken voordat je goed kunt inschatten wat ze leuk vinden, welk niveau ze aankunnen. Dat kun je bijna niet leren uit de boeken, integendeel.” Mark valt hem bij: “I n de thematiek moet je veel meer bij hun belevingswereld aansluiten dan wanneer je voor een volwassen cultureel publiek staat in de schouwburg. Je gaat kijken, waar zijn ze mee bezig, en daar ga je dan je repertoire op uitzoeken. Of je gaat het zelf maken.”
Materialen voor muziekonderwijs
Na negen jaar succes met de schoolconcerten begon Mart daarnaast muzieklessen te geven op de basisschool. En weer een aantal jaar daarna werd ook aan Mark gevraagd of hij op een basisschool muzieklessen kon komen geven. Hij had dat zelf nog niet overwogen omdat hij geen docentopleiding had gedaan. Mark: “Dat heb ik ook meteen gezegd toen ze me vroegen. Ik ben geen docent, ik ben iemand die optreedt. Maar ik kon putten uit wat wij hadden gemaakt. En een goeie muziekles draait om een goed liedje. Als je dát hebt, krijg je de kinderen mee in je les.”
Materiaal hadden ze genoeg; in de volksmuziektraditie is het gebruikelijk om te werken met een groot doek met een afbeelding erop en speciale eigengemaakte instrumenten. Mark en Mart deden dat ook, al voor zij aan de schoolconcerten begonnen. Voor de schoolconcerten maakten ze voor de leerlingen liedjes die pasten in een thema, en nieuwe materialen en instrumenten zodat de kinderen konden meedoen. Vóór hun muzieklessen op school beschikten Mart en Mark daardoor al over een goudmijn aan materialen.
Uiteindelijk werkt het ook andersom: liedjes die zij voor hun lessen maken, kunnen ook goed worden uitgevoerd op de schoolconcerten. Zo voeden en versterken beide activiteiten elkaar. Mart en Mark hebben de liedjes die zij de afgelopen veertig jaar maakten en die de tand des tijds hebben doorstaan, verzameld in een ringband met als bijlage een data-stick met opnamen, beeld, lesbeschrijvingen en instructies voor hoe je de specifieke instrumenten zelf kunt maken*. De aanleiding om deze arbeidsintensieve productie te maken en in eigen beheer uit te geven, was niet zozeer hun jubileum als wel de vraag van leerkrachten en muziekdocenten naar hun materiaal, elke keer opnieuw als ze op een school een concert hebben gegeven.
Theorie vs praktijk
Mart had wél een opleiding gevolgd voor hij begon met muziekles geven, al in 1971 bij de Gehrelsvereniging. Mart: “Het was geen dagopleiding maar het bestond uit een aantal cursusweekends. Ik deed het uit belangstelling en ook om mijn mogelijkheden voor werk wat uit te breiden. Maar pas in 1989 ben ik als muziekdocent voor de klas gaan staan.” De bij de Gehrelsvereniging opgedane kennis kon hij wel gebruiken voor de schoolconcerten. “Ik had dankzij die cursus een beter inzicht in mogelijkheden van liedjes. Je had boeken waarin precies stond aangegeven wat voor kleuters was en wat voor andere groepen. Ik leerde liedjes overdragen met voor- en nazingen. En inhoudelijk, wij maken onze liedjes zo…”. “De kinderen kunnen meteen meedoen”, onderbreekt Mark hem. Toen Mart en Mark zelf kinderen en later ook kleinkinderen kregen, testten zij hun materiaal op hen. Zo ontdekten ze dat kinderen wel iets meer aankunnen dan in theorie vaak wordt beweerd. Mark over zijn kleinkinderen: “Die dansen heel wat af als ons plaatje aan staat”, terwijl hij zijn telefoon pakt en foto’s laat zien. Mart vervolgt: “Wat we hebben gemerkt bij het maken van liedjes is dat je doorgaans verder kunt gaan dan de boeken voorschrijven.” Mark: “Ja, syncopen!”. Mart vertelt verder: “Bijvoorbeeld ons liedje ‘A-B-C, zing maar mee’ dan zit de Aaaaa voorgetrokken voor de tel. <zingt voor terwijl zijn voet de maat tikt> Aaaa beeee ceeee. En dan zullen er boekjes zijn die zeggen ‘dat moet je niet doen met kleuters, dat kunnen ze niet’, terwijl onze ervaring is dat de kinderen dat perfect nadoen.” Mark vult aan: “Ik vind dat kinderen worden onderschat. Je kunt best rock-’n-roll doen met kleuters, schrijf dat maar op.”
Dertig jaar basisschool
We hebben het over dertig jaar basisschool en wat er is veranderd. Mart heeft ondervonden dat steeds meer scholen met bepaalde methoden werken die vakoverstijgend zijn, en dat muziek vaak het ondergeschoven kindje is geworden. Een muziekdocent is bovendien minder vrij geworden in bijvoorbeeld het kiezen van het repertoire. Mart: “Dat gaat wel heel ver hoor, je krijgt dan heel specifieke thema’s op, waar praktisch geen liedjes bij te vinden zijn. Twee jaar geleden waren ze bijvoorbeeld bezig met ‘de aarde in beweging’. Dat is voor de bovenbouw, dat gaat over aardbevingen, vulkanen. Zoek dan maar eens een liedje. Dat vind je niet, dus die moet je maken.” Mark, die momenteel alleen nog lesgeeft aan groep 1 tot en met 4, vult aan: “Ons voordeel is dat wij uit de muziekpraktijk komen en gewend zijn zelf liedjes te maken. Ik krijg voor de onderbouw van de juffrouw ook een lijst met thema’s met het verzoek er iets mee te doen.”
Daarnaast zijn de kinderen ook iets veranderd, het sterkst in de bovenbouw, merkt Mart. Hij vindt het lesgeven lastiger geworden, waar voorheen de kinderen rustig in de klas zaten, kwebbelen ze nu overal tussendoor. Mogelijk komt dat door een andere benadering van de leerlingen door de groepsleerkrachten. Mart: “In de jaren tachtig was dat strenger en negatiever. Dan zei de juf bijvoorbeeld ‘Jantje, hou eens op!’. De laatste vijftien jaar zeggen ze eerder iets als ‘oh kijk eens bij tafel vijf, hoe keurig die al klaar zitten’. Op een positieve manier, dat is een grote verandering.”
Verder merken Kruis en Mol tijdens hun concerten dat de kinderen veertig jaar geleden geconcentreerder waren, langer in staat om de aandacht erbij te houden. Nu zijn kinderen vaak na een paar minuten al afgeleid. Het heeft gevolgen voor hun liedjes. Mart: “Als je wilt dat ze luisteren, moet je echt zorgen dat het qua lengte binnen bepaalde grenzen valt. Het hangt een beetje van het onderwerp af hoe lang dat precies is.” Mark vult aan: “Wat helpt is, als je het visueel maakt. Bijvoorbeeld ‘mijn tante gaat op reis en ze neemt mee..’, dat is dan een lange reeks woorden waarbij je telkens iets aanwijst of beweegt. Die combinatie met iets zien en bewegen, dat is belangrijker dan dertig, veertig jaar gelden.”
Dat laatste is een leuke aanpak voor de onderbouw, maar de bovenbouwkinderen hebben andere wensen. Die zijn een stuk mondiger dan voorheen en stellen eisen aan het repertoire, vertelt Mart. Er is volgens hem tegenwoordig meer dan vroeger een specifiek op deze leeftijdsgroep gericht aanbod van popmuziek en mede door de ontwikkeling van de snelle communicatiemiddelen is die muziek altijd binnen handbereik. Mart: “Als je kinderen uit de bovenbouw hoort praten over muziek, zeggen ze nooit ‘heb je dit nummer van die-en-die gehoord’, ze zeggen ‘heb je die videoclip gezien’. Ze denken alleen nog maar in beelden.” Mark vult aan: “Ik zal het je nog sterker vertellen. Ik heb in een groep 8 een keer een rap gemaakt. Zo kwam ik ze tegemoet in wat zij wilden. Met hun eigen teksten, alles opgenomen, beat eronder, afgemixt, de hele reutemeteut. Iedereen een cd’tje mee naar huis. Toen vroeg een leerling aan mij ‘maar wanneer gaan we nu de rap maken?’ Hij bedoelde een videoclip. Dat is voor deze kinderen muziek maken: een videoclip opnemen.”
In de bovenbouwgroepen zijn de kinderen dol op werken met opnamen en microfoons, stellen Mart en Mark vast in hun praktijk. Mart: “Het is een beetje het Joop van den Ende-verhaal. Kinderen willen graag beroemd worden, met videoclips, met voetbal en tegenwoordig met vloggen.” In de muziekles leren ze liever hoe je moet rappen dan hoe je een instrument bespeelt, vertelt hij. “Veertig jaar geleden was het auditieve belangrijker, gewoon lekker zitten en samen liedjes zingen. In mijn lessen probeerde ik dat te handhaven, afgezien van alle bewegingen en vormgeving. We gaan eerst zingen, voelen hoe dat voelt, even los van het beeld. En pas daarná het filmpje bekijken dat we ervan maken. Dat vinden ze ook nog leuk, dat is niet veranderd.”
Maar dat is nu voor Mart achter de rug, hij is na dertig jaar lesgeven gestopt met zijn lespraktijk. “Ik ben 65 en de school waar ik werkte was overgestapt op een nieuw systeem waarbij verschillende groepen bij elkaar zitten. Het was chaotisch. Elke keer als ik er ging lesgeven, was er iets mis. Het duurt een paar jaar voordat zo’n nieuw systeem goed loopt. Het was voor mij een goed moment om te stoppen.”
40 jaar samenwerken, zijn jullie elkaar nooit zat? Mart lacht, Mark zegt: “We zien elkaar niet elke dag. We zijn twee dagen samen en daarna gaan we weer onze eigen gang. We vullen elkaar aan, we zijn niet hetzelfde. Ik ben wat chaotischer, op het podium ben ik wat drukker, hij is rustiger <kijkt zijn kompaan aan> vind je niet?” Mart: “Ja en ik doe ook veel regelwerk, administratie en financiën. Hij doet wat meer tekenwerk.” Mark: “En ik schrijf veel liedjes.”
Met Kruis en Mol gaan beide muzikanten voorlopig nog door. Als ik vraag naar de toekomst, wat de plannen zijn en wanneer ze denken te gaan stoppen, kijken ze me glazig aan. Na enig nadenken zegt Mart: “ja, als ik in een rolstoel kom of zo …” Mark vult aan: “Als het fysiek niet meer gaat, zullen we moeten stoppen.”
En het jubileum, gebeurt daar nog iets mee, een feestje of zo? Mart kijkt Mark aan en zegt: “Ik weet niet of onze werkgever er nog aandacht aan gaat besteden.” Hij bedoelt het impresariaat ‘Uit de kunst’ dat de schoolconcerten regelt. “Ik ook niet” zegt Mark. Wéét jullie werkgever überhaupt dat er sprake is van een jubileum, vraag ik. De mannen hebben geen idee.