Op de recentste professionaliseringsdag van Gehrels gaf Richard Jansen de workshop ‘slagwerk in de klas’. Jansen ziet dat veel (vak)leerkrachten het lastig vinden om een muziekles te geven over klassieke muziek. Hij zag het ook aan De Pyramide, waarin relatief veel aandacht is voor het lichtere genre en minder voor klassieke muziek.
Het was voor hem een reden om zitting te nemen in het bestuur van de Gehrelsvereniging, hij wil graag dat er meer aandacht komt voor klassieke muziek en denkt dat hij vakdocenten goed zou kunnen inspireren door zijn verhaal voor het voetlicht te brengen. Maar Jansen is ook ‘aanvoerder slagwerk’ bij het Balletorkest in Amsterdam en docent en studieleider op het Conservatorium van Amsterdam. Dat bood te weinig ruimte voor het bestuurswerk, dat hij met pijn in het hart na een paar jaar weer heeft moeten afzeggen.
Zijn missie om vakdocenten te inspireren tot af en toe een bewuste keuze voor klassiek in de klas is onverminderd en krachtig. Hij is van mening dat in goed muziekonderwijs klassieke muziek beslist niet kan worden overgeslagen.
“Muziekonderwijs kan een groep op een hoger intellectueel en sociaal plan brengen, dat is wetenschappelijk aangetoond. Vooral het naar elkaar leren luisteren is belangrijk. En we weten ook allemaal dat ‘alles begint bij Bach’. Dat is een titel van een boek, dat doet er niet toe, het is gewoon waar. Klassieke muziek is de basis voor muzieklessen en de basis is belangrijk. Vergelijk het met een geschiedenisles, je vertelt je klas ook niet uitsluitend over de geschiedenis vanaf de Tweede Wereldoorlog, daar ging wat aan vooraf, je begint veel verder terug. Je moet dat hele plaatje schetsen. Dat geldt ook voor muziek. Popmuziek is uiteindelijk ook gebaseerd op klassieke muziek.”
Klassiek niet moeilijk of saai
Muziekdocenten zullen het daar meestal mee eens zijn, maar hebben te maken met de praktijk van alledag. Klassieke muziek is moeilijk en kinderen houden er niet van, zo wordt wel eens beweerd.
Jansen is het daar niet mee eens: “Het is niet waar dat klassieke muziek te moeilijk of te saai zou zijn voor kinderen. Kinderen kunnen alles aan. Zeker in groep 1 tot en met 4 maakt het ze niets uit of ze naar hedendaagse muziek van bijvoorbeeld. Stockhausen luisteren of naar Bach, the Beatles of iets anders. Als het verhaal eromheen maar waar is en sterk is. Je moet het goed brengen, je kunt het enorm saai maken, of juist heel aansprekend. Ga maar eens vragen aan geschiedenisstudenten aan een universiteit waarom zij dat studeren. Tien tegen een dat zij zijn geïnspireerd door een inspirerende geschiedenisleraar. Voor muziek geldt precies hetzelfde, je moet goed nadenken over hoe je het brengt.”
Om zijn punt duidelijk te maken nodigt Richard Jansen de redactie uit om te komen kijken bij een les die zijn partner Aletta Jansen-Hilberts geeft op een basisschool in de gemeente Zwartewaterland, nabij Zwolle. Zo kunnen we zien hoe het onderwijs in klassieke muziek ook de jongste leerlingen kan boeien. De kinderen van deze school krijgen drie keer per jaar een muziekles.
Les over Mozart in groep 1-2
De les van Aletta vindt plaats in een kleine gymzaal. Ze zit klaar op een bank voor de dikke mat met haar gitaar en wat spullen om zich heen. Als de 27 kinderen uit groep 1 en 2 vanaf het schoolplein binnenkomen, begint Aletta al tokkelend op haar gitaar zacht te zingen, een zelfbedacht liedje over de muziekles die gaat beginnen.
De kinderen kijken naar haar terwijl ze op bankjes gaan zitten, sommige zingen zacht mee. Dan laat Aletta de kinderen kiezen: hoe gaan we de melodie nu verder zingen? Vingers vliegen de lucht in. “Neuriën!” roept het meisje dat het mag zeggen. Ze neuriën het liedje, daarna mogen andere kinderen kiezen. Er volgt nog fluiten en zuchten.
Aletta laat vervolgens een aantal instrumenten zien, een tamboerijn, twee klankstaven, drumstokken en bellenstokjes, met drie bellen die samen een drieklank kunnen maken. Met haar smartphone stuurt ze een geluidsbox aan waaruit muziek van Mozart komt. De kinderen mogen meespelen, steeds vier van hen uit de kring, elk een ander instrument, de rest luistert.
Het enthousiasme voor deze activiteit wisselt. Eén meisje springt direct op en duikt op een instrument af en volgt, als haar beurt weer voorbij is, oplettend wat de anderen doen met de instrumenten. Een ander kind schudt heftig met het hoofd ‘nee’ als hij naar voren mag om een instrument te pakken. Gezicht op onweer, armen stijf over elkaar. Aletta schenkt er weinig aandacht aan en laat anderen in zijn plaats gaan. Zijn armen ontspannen weer.
De kinderen mogen telkens een paar maten met de muziek meespelen tot Aletta de muziek weer uit zet. Sommigen proberen in die paar maten het instrument zo vaak mogelijk te laten klinken, anderen lijken wel echt iets met de muziek te proberen. Hoofd schuin, luisterend en dan een onverhoedse beweging met het instrument.
Na die activiteit laat Aletta een illustratie zien uit het boek ‘Mijn broertje is een wonderkind’, van Ton Koopman, dat gaat over een lange tournee die het gezin Mozart tussen 1763 en 1766 per koets door Europa maakte langs Europese hoven en culturele centra. Het boek verwoordt de waargebeurde geschiedenis op basis van de 39 lange brieven die vader Leopold schreef, verteld vanuit het perspectief van Mozarts zus Nannerl. Op de afbeelding staat een kleine jongen met een viool. Aletta vertelt over wat Mozart meemaakte en laatmuziek horen en instrumenten zien.
Tot slot pakt ze een viool uit een vioolkist. De kinderen kijken geboeid. Ze vertelt dat je een strijkstok nodig hebt en laat die zien. Een paar van hen mag naar voren komen en zelf op de viool strijken. Het enthousiaste meisje is er als de kippen bij, klemt het instrument onder haar kin en strijkt op instructie van Aletta over een snaar. Er komt een mooie klank uit. Ze straalt.
Tot slot is het tijd voor wat meer reuring, Aletta laat een muzieknoot zien: de kwart. Ze gebruiken de kwart als teleenheid en gaan op muziek lopen. Samen vormen ze een lange rij en stampen in de maat door de ruimte. Dolle pret. Daarna mogen ze dansen. Het volume van de muziek gaat omhoog, er klinkt een vrolijk allegretto door de zaal, Aletta doet bewegingen voor, de kinderen doen ze na en iedereen staat te hupsen op muziek van Mozart.
Aan het eind van de les pakt Aletta de gitaar en zingt zacht dat de muziekles voorbij is. De kinderen gaan op de bankjes zitten. Op het teken van de juf gaan ze in een rij de klas uit, sommigen geven Aletta een hand en zwaaien ook naar ons, toehoorders aan de kant.
Jansen vertelt na afloop waarom de muziekles op deze manier is vormgegeven. Context geven is belangrijk, kinderen moeten zich er iets bij kunnen voorstellen en zich ermee kunnen identificeren. Mozart was ook een kind, net als zij, zij hadden het zelf kunnen zijn. Het verhaal eromheen doet ertoe, dat moet waarachtig zijn.
Jansen: “Een leuke toevoeging is bijvoorbeeld om attributen uit een kringloopwinkel te gebruiken met een associatie naar de 17e of 18e eeuw. Een oude theepot, reiskist, pannen of pollepels. Dat geeft de verbinding naar het eigen leven en de mogelijkheid de geschiedenisles te integreren in de muziekles.”
De lerarenkamer
In de lerarenkamer zit een aantal docenten bij elkaar, het is pauze. We vragen wat zij vinden van de muzieklessen en welke reacties zij van de kinderen krijgen.
De juf van groep 1 en 2 zegt: “Ik zie de verwondering bij de kinderen, ze vinden het echt mooi. Ik zet de muziek regelmatig voor ze op. Ouders vragen me wel eens welke muziek ik op zet omdat hun kind er thuis naar vraagt.” De juf van groep 4: “Ik zet de cd’s op als ze iets moeten schrijven. Sinds ze deze muzieklessen krijgen, willen ze alleen nog maar Bach horen. Ze worden er rustig van. Maar als we gaan plakken en knippen zet ik wel iets van popmuziek op.”
De juf van de bovenbouw haalt haar schouders op: “We doen er niets mee en ze vragen er ook niet om.” Tegen haar collega die naast haar zit: “en bij jou dan?”. De collega, ook docent voor de bovenbouw, antwoordt: “Nee ze vragen er niet om maar ik ben wel blij met die muziekdocent want zelf zou ik het absoluut niet kunnen geven.” Op de vraag of de leerkrachten zelf thuis naar klassieke muziek luisteren, reageren de docenten wat terughoudend. De juf van de bovenbouwgroep antwoordt: “Ik heb niet zoveel met klassieke muziek”.
Inspiratie
Jansen is niet ontevreden over deze reacties. Dat de kinderen zelf om Bach vragen falsificeert toch duidelijk de stelling dat kinderen deze muziek niet zouden kunnen waarderen. “In de oudere groepen vragen ze er niet om, maar zij zijn er misschien te laat mee in aanraking gebracht. Daar moet je vroeg mee beginnen.”
Jansen blijft daarom graag iedereen inspireren om er aandacht aan te blijven besteden.
“Na de workshop op de professionaliseringsdag op 4 november heb ik de deelnemers gevraagd of ze het een leuk idee vonden een app groep te maken, ‘alles begint bij Bach’, om elkaar te inspireren en informeren over hoe iedereen klassieke muziek in zijn of haar lessen integreert. Ik kreeg daarop enthousiaste reacties. Inmiddels sturen we elkaar af en toe inspirerende berichtjes, filmpjes en foto’s, daar zitten schitterende voorbeelden tussen, bijvoorbeeld van een groepje heel kleine kinderen dat met de ogen dicht naar Mozart zit te luisteren tijdens de lunchpauze, geweldig.”
Reacties
Reactie toevoegen