In de antroposofische kinderopvang is muziek volledig geïntegreerd in de dagelijkse routine, zoals dat ook in sommige reguliere kinderopvangorganisaties het geval is. Maar hoe dat gebeurt kan nogal verschillen, want antroposofen hebben heel specifieke ideeën over welke muziek en welke muziekinstrumenten geschikt zijn voor kleine kinderen. In dit artikel licht ik toe welke ideeën antroposofen hebben over de rol van muziek voor opgroeiende kinderen en wat voor consequenties dat heeft voor de muziekactiviteiten die je volgens het antroposofische mensbeeld kunt
toepassen in dat type kinderopvang.
Tot slot licht ik toe wat het verschil is met de reguliere opvang. Om dat goed te kunnen uitleggen begin ik met een korte uitleg van de antroposofische pedagogiek: de antroposofische menskunde.
De basis: het antroposofisch gedachtegoed
De antroposofische leer is het gedachtegoed van Rudolf Steiner (1861-1925), een Oostenrijkse estheticus, schrijver, architect, en filosoof. Hij had een eigen zienswijze op pedagogie gebaseerd op zijn visie op het ontstaan en de evolutie van mens en wereld. Naast de materiële wereld bestaat volgens Steiner een geestelijke wereld waar de mens deel van uitmaakt. Steiners pedagogische principes zijn gebaseerd op het zogeheten drie- en vierledig mensbeeld, waarover later meer. Volgens die principes dient in het onderwijs zowel lichaam, als ziel, als geest te worden aangesproken. Ze zijn alledrie even belangrijk. Dat betekent: het onderwijs voor handen, hart en hoofd, oftewel onderwijs in de handvaardigheid-, kunst- en denkvakken is even belangrijk. (“Rudolf Steiner”, 2023).
Drieledig mensbeeld
Volgens de antroposofische leer bestaat de mens uit drie delen: lichaam, ziel en geest: de visie van het drieledig mensbeeld. Volgens deze visie is het lichaam verbonden met de stoffelijke, ofwel fysieke wereld, en is de geest verbonden met de wereld van de goden, de goddelijke wereld. Als mens heb je beide werelden in je en de ziel verbindt ze met elkaar zoals weergegeven in het schema hieronder.
Het lichaam wordt blootgesteld aan zintuigindrukken vanuit de fysieke wereld. De indrukken die deze waarnemingen achterlaten, zoals plezier, afkeer en verlangen, horen thuis in de ziel. In je geest huist de kennis die je verwerft over de objecten zelf. Lichaam en geest werken in op de ziel. Het ‘ik’ is de kern van de ziel. Lichaam en ziel dienen het ‘ik’. Het ‘ik’ geeft zich over aan de geest om door haar vervuld te worden (Ambagts, 2018, p.12).
In dit drieledig mensbeeld zit nóg een drieledigheid: denken, voelen en willen. Dit zijn kwaliteiten van de ziel waarmee we in contact komen met de wereld, aldus het antroposofisch mensbeeld.
Het denken huist in het hoofd en wordt ook wel bovenpool genoemd; het voelen huist in het hart, ook wel middengebied genoemd; en het willen huist in de ledematen, ook wel onderpool genoemd. Antroposofen spreken ook wel van hoofd, hart en handen om deze drie gebieden aan te geven. In je handen zit het handelen, het doen, het in beweging zetten, actie. Het gaat over wilskracht, doelen stellen. Een goede wilsoefening is bijvoorbeeld een gewoonte doorbreken.
Om evenwichtig in het leven te kunnen staan, dienen denken, voelen en willen alle drie evenredig tot ontwikkeling te komen bij het kind, aldus Van Gils et al. (1994, p.10). Hij stelt dat aandacht geven aan de ontwikkeling van het
gevoelsleven van het opgroeiende kind tenminste even belangrijk is als aandacht geven aan de ontwikkeling van het denken en het willen, oftewel aan het cognitieve en het lichamelijke, omdat het gevoel zorgt voor de voortdurende wisselwerking tussen het denken en het handelen. Naast het drieledige mensbeeld is er ook het vierledig mensbeeld. De antroposofie gaat ervan uit dat het menselijk lichaam uit meer bestaat dan alleen dat
wat je ziet en kunt aanraken.
Vierledig mensbeeld
De antroposofie stelt dat je vier onlosmakelijk met elkaar verbonden ‘lagen‘ ofwel wezensdelen in de mens kunt zien. Om dit te kunnen begrijpen, verwijzen zij naar de elementen in de natuur: het vierledig mensbeeld bestaat uit steen (mineralen), plant, dier en mens.
1. De steen als vaste substantie die vanuit zichzelf onbeweeglijk is, schuilt ook in ons fysieke lichaam: ook dat is opgebouwd uit mineralen en andere natuurlijke stoffen.
2. De plant, ook bomen en struiken, staat voor groeien en voortplanting. De ademhaling en de hartslag in het menselijk lichaam en de groeikracht in de mens maken het verschil tussen een levend en een gestorven mens. Dit levende lichaam noemt men een levenslichaam of etherlichaam.
3. Dieren kunnen zich, anders dan planten, vrij bewegen en worden gedreven door instincten, om te eten, te vluchten en zich voort te planten. Dat deel in de mens noemt men het astraal lichaam of ook wel het zielelichaam. Dat geeft de mens gevoelens, stemmingen, gedachten, het geheugen en de mogelijkheid actief te handelen.
4. De mens is van een dier te onderscheiden door het bewustzijn en de moraliteit. Mensen kunnen over zichzelf, hun gevoel en hun handelen nadenken en zien oorzaak en gevolg. Dat deel in de mens noemt men het ik, het ‘ik-organisme’ of het zelfbewustzijn. Het ‘ik’ kan vanuit zingeving eigen keuzes maken. De mens kan kennis verwerven en nieuwe vaardigheden leren. (E. Clignett, persoonlijke communicatie, 23 maart 2023; Ambagts, 2018, p. 9).
Om in de volle zin van het woord ‘mens’ te zijn, was Steiner van mening dat het nodig is het wezen en de bestemming van de mens te kennen, zoals die blijkt uit het ‘bovenzinnelijke’ [het bovennatuurlijke, de geestelijke wereld-red.] (Ambagts, 2018, p.6).
Deze mensbeelden liggen ten grondslag aan Steiners ideeën over pedagogiek die op vrije scholen wordt toegepast, maar maakt geen onderdeel uit van de lesstof op die scholen.
Antroposofische pedagogiek en de vrije school
Het onderwijs op de vrije scholen is gebaseerd op de menskunde die Rudolf Steiner op grond van zijn geesteswetenschappelijk onderzoek heeft ontwikkeld. Kernpunt van de onderzoeksresultaten is het inzicht dat ieder mens een uniek wezen is dat in samenspel met andere wezens een lange ontwikkelingsgang doormaakt die door vele incarnaties op aarde heen gaat. Bij elke belichaming treedt de menselijke individualiteit opnieuw in de aardewereld, waarbij de vruchten van het voorafgaande [leven] doorwerken in levenscondities en doelstellingen voor het nieuwe leven.
De verbinding van de geestelijke individualiteit van de mens met het stoffelijke lichaam vindt plaats met de menselijke ziel. De ziel vormt een middengebied, waarin de impulsen uit de geestelijke wereld en die uit de lichamelijke wereld elkaar ontmoeten en in wisselwerking treden. Hoe dit gebeurt, is afhankelijk van de geestelijke en lichamelijke condities, en in belangrijke mate van omgevingsfactoren. Hier ligt dus het aangrijpingspunt voor opvoeding en onderwijs: door op adequate wijze in te spelen op de zieleprocessen, ondersteun je de stapsgewijs hechter wordende verbinding tussen geest en lichaam, en leg je een gezonde basis voor het latere leven. (Van Gils et al., 1994, p.9)
Muziek speelt een belangrijke rol binnen de vrijeschoolpedagogie en daarmee ook in de antroposofische kinderopvang: muziek en zang worden verweven met het ritme van de dag en met de jaarfeesten.
Ritme van de dag en de jaarfeesten
De antroposofische kinderopvang begint de dag met een ochtendlied met gebaren, zoals het lied ‘De zon’ op de tekst van het gedicht ‘De zonne gaat op’ van Guido Gezelle (1830-1899). (Zie notenvoorbeeld bij de lesideeën
aansluitend op dit artikel). Kinderen doen ieder op hun eigen manier mee. Tijdens eetmomenten doen de pedagogisch medewerkers tafelspelletjes met de kinderen, begeleid door zang of ritmische spreekteksten met gebaren
van armen, handen en/of vingers. Deze gebaren zijn ook wel eens gekoppeld aan die vanuit de euritmie, een antroposofische bewegingskunst. Euritmie maakt de kern van taal en muziek door menselijke bewegingen zichtbaar (Clignett, 2020).
Door de dag heen worden er allerlei liedjes gezongen, zoals een kneedliedje als de peuters deeg aan het kneden zijn voor het brood dat ze samen gaan bakken, of een herfstliedje als zij buiten in de natuur aan het wandelen zijn op zoek naar herfstbladeren en kastanjes. De jaarfeesten laten de kinderen het ritme in het jaar meebeleven. Meestal zijn de feesten sterk verbonden met de wisselende seizoenen. In liedjes, verhalen en spelletjes wordt de betekenis van de jaarfeesten op een eenvoudige manier voor de kinderen tot uitdrukking gebracht. (bron: de-kleine-johannes.nl).
Tijdens de jaarfeesten van het najaar, zoals Sint-Michaël (29 september) of Sint-Maarten (11 november), wordt er gezongen en gedanst. Sint-Michaël gaat over het verhaal van Satanel (de slang) en Michaël. Michaël doodt de slang niet, maar bedwingt hem. Liedjes in het kader van Sint-Michaël gaan bijvoorbeeld over Ridder Joris die de draak weet te bedwingen. Vanaf dat moment wordt hij Sint-Joris genoemd. De boodschap is dat het belangrijk is het goede en het kwade af te wegen: weet ik het slechte niet te doden, maar te temmen? Hier is wilskracht en moed voor nodig.
Sint-Maarten deelt zijn mantel met een zwerver, die later Christus blijkt te zijn. Dit jaarfeest gaat over offerbereidheid, medemenselijkheid (E. Clignett, persoonlijke communicatie, 26-11-2022).
Verschil met reguliere opvang
Ook in de reguliere kinderopvang zijn muziek en zang verbonden met dagritme, jaarfeesten en seizoenen. Het verschil zit hem in de antroposofische gedachten achter de muzikale activiteiten. Zoals eerder aangegeven,
willen pedagogen volgens het antroposofisch gedachtegoed de kwaliteiten van hoofd, hart en handen, oftewel het denken, voelen, en willen, evenwichtig tot ontwikkeling laten komen bij het kind.
Het willen wordt bijvoorbeeld aangesproken bij het kneden van het deeg: kneden doe je met je handen, dat kan moeite kosten, zeker voor kleine kinderhanden. Het liedje dat daarbij wordt gezongen, bijvoorbeeld ‘Samen bakken’ (Gradenwitz & Rosenberg, 1990, p. 94), ondersteunt deze activiteit. De muziek is pentatonisch en het lied kan naar wens worden ingekort of verlengd door improvisatie. De tekst gaat over het bakken, wat je allemaal nodig hebt en wat je moet doen. Dus niet over hoe wilskrachtig het deeg wordt gekneed, daar gaan de teksten van de liedjes nooit over. Kinderen bewegen en beleven de activiteit, daar hoeft geen verdere uitleg bij. Steiner heeft het in dit verband over de ‘levende krachten van muziek’. Deze krachten zouden de competenties van het kind bevorderen, vooral de wil en het zieleleven (Jacobs, 1991, p. 69). Muziek is in deze gedachte eerder middel dan doel: het zou een goede werking op het ‘ik’ kunnen hebben en de ontwikkeling van wilskwaliteiten zoals doorzettingsvermogen bevorderen.
Een ander verschil met de reguliere kinderopvang is het gebruik van muziekinstrumenten en speelgoed van uitsluitend natuurlijk materiaal.
in de antroposofische kinderopvang zingen ze pentatonische liedjes
De pedagogisch medewerker speelt bijvoorbeeld (choroi-)fluit, xylofoon, gitaar of harp. Natuurlijk materiaal zou beter zijn voor de zintuigen: plastic voelt altijd hetzelfde, of het nu een pop of een auto is. Verschillende natuurlijke materiaalsoorten zoals hout, wol, katoen en metaal doen een verschillend appel op de zintuigen van het kind. Het een voelt koud aan, het ander warm of warmer. Verder is speelgoed eenvoudig vormgegeven, met niet te veel details, zodat er ruimte is voor fantasierijk spel.
Ook de ruimte is ingericht met natuurlijke materialen zoals massief houten meubels, flanellen doeken als hemeltje in de poppenhoek, stoffen, zachte poppen. Alles in rustige (aarde-)tinten, zoals bruin, gebroken wit, oudroze, warm-geel en donkergroen.
Een derde verschil is dat er geen gebruik wordt gemaakt van audiovisuele apparatuur: het jonge kind dat zo open staat voor alles om zich heen, is erbij gebaat om blootgesteld te worden aan ‘waarachtige ervaringen’, zoals het zingen door de pedagogisch medewerker of de klanken van een pentatonische kinderharp tijdens het ochtendlied.
Mirte van Zundert van de School voor Antroposofische Kinderopvang (School-vAK) zegt hierover: “Aan het opdoen van deze waarachtige ervaringen, aan de indrukken hiervan, bouwen kinderen letterlijk en figuurlijk hun fysieke lichaam op. In de eerste zeven levensjaren wordt het lichaam, het fundament van het kind opgebouwd. Dit fundament wil je gezond laten zijn en dus blootstellen aan het werkelijke leven.”
Dat houdt ook in: gezonde biologisch-dynamische voeding, een omhullende* omgeving en liefdevolle opvoeders. Tevens is de natuur zeer belangrijk in de antroposofische opvoeding: dat uit zich door vaak naar buiten te gaan en je te verwonderen over wat je allemaal ziet, hoort, ruikt, voelt en proeft. Maar ook door de natuur naar binnen te halen met het maken van seizoenstafels in huis, op de opvang en op school.
Een laatste verschil dat ik hier wil noemen, is het type liedjes dat ze in de antroposofische kinderopvang zingen: pentatonische liedjes, in plaats van uitsluitend diatonische gebaseerd op majeur en mineur. Het eerder genoemde lied ‘De zon’ is hier een voorbeeld van. In het nu volgende ga ik in op de vraag waarom dit zo is, en wat het verschil is tussen pentatoniek en kwintenstemming.
Pentatoniek en kwintenstemming
Volgens het antroposofisch mensbeeld staat het jonge kind tot 7 jaar nog zeer in verbinding met de ‘geestelijke wereld’ waar het vandaan komt. Het ‘ik’ daalt in die zeven jaar in het fysieke lichaam (zie ‘antroposofische pedagogiek’ hiervoor).
Om voor het kind na zijn geboorte een zachte landing op aarde te scheppen, zouden pentatonische liedjes in kwintenstemming goed zijn om te zingen. Deze stemming is verbonden met de geestelijke wereld waar de ziel vandaan komt voordat hij incarneert op aarde.
Dit herinnert het kind aan zijn herkomst en geeft een gevoel van veiligheid, aldus Mirte van Zundert. Pentatonische melodieën bevatten geen leidtonen en zwaartekrachtwerking naar een grondtoon. De pentatonische liedjes die in de antroposofie gebruikt worden, omvatten vaak de tonen d e – g a b – d e.
Volgens de antroposofie spelen melodieën zich in de meest ideale situatie af rond de middentoon a. Geen zwaartekracht, maar evenwicht en symmetrie, geen leidtonen met spanning, maar openheid en ruimte, passend bij het jonge kind dat nog volledig open staat voor de verzorgende omgeving om hem heen: het jonge kind dat een en al zintuig is.
De vijf (penta is Grieks voor vijf) genoemde tonen kun je als kwinten op elkaar stapelen (g-d-a-e-b), vandaar de naam kwintenstemming. Liedjes in kwintenstemming hebben dus een middentoon in plaats van een grondtoon. In de kwint, en in liedjes die uit slechts twee of drie tonen bestaan (bijvoorbeeld d’, a’ en e’’ waarbij de melodie bestaat uit kwintsprongen), manifesteert zich de innerlijke balans; dit komt tegemoet aan de muzikale behoefte van het jonge kind (Jacobs, 1991, p. 21-22).
Muziekpraktijk in de Vrije Kleuterklas
Inge Neven en Nicole Schifferstein zijn kleuterjuf op de vrije school in Zeist en hebben Stichting Vrije Kleuterklas opgericht. Via deze stichting delen zij onder meer op Instagram vele manieren om met kleuters muziek te maken. Zij hebben al zo’n vijf- à zeshonderd filmpjes van muzikale spelvormen gedeeld, waar antroposofische peuterleidsters uit putten.
Inge en Nicole zien muziek als een verbindende factor die verschillende ontwikkelingsgebieden ten goede komt. Muziek is volledig geïntegreerd in het ritme van de dag. Zij gebruiken echter weinig pentatonische liedjes omdat volgens hen de kinderen van tegenwoordig minder lijken te kunnen opgaan in de sfeer van pentatonische liederen, vanwege het doorgaans dromerige karakter daarvan.
Het kan daardoor eerder voor onrust zorgen. Kinderen worden tegenwoordig volwassener aangesproken en krijgen veel prikkels van de huidige media, waardoor zij wakkerder zijn dan de kinderen vroeger. Er wordt veel meer overlegd met kinderen, afhankelijk van welke opvoedstijl je hanteert als verzorger of leerkracht.
Op verstilde momenten, zoals tijdens de dagelijkse ochtendopening en dagafsluiting of tijdens de kersttijd, zingen en spelen Inge en Nicole wel pentatonische liedjes. Zij spelen gitaar: tokkelend met de vingers, fluit, dwarsfluit, lier, sopranino en een pentatonisch gestemd klokkenspel van Choroi.
Nicole speelt elke ochtend lier en dat is zeer rustgevend voor de kinderen. Verder zingen zij ‘vergeten’ liedjes. Daarmee bedoelen zij traditionele kinderliedjes, met eventueel een aangepaste tekst. Ze zingen over het weer, de natuur, de jaarfeesten en seizoenen. Ook gebruiken zij audioapparatuur om klassieke muziek af te spelen. Zij luisteren dan in stilte naar de muziek tijdens een activiteit zoals tekenen, schilderen of mediteren.
Het afspelen van opgenomen muziek is niet gebruikelijk op de vrije school maar Inge en Nicole kiezen hier bewust voor om de kinderen kennis te laten maken met klassieke muziek.
Zij vinden het belangrijk om daarnaast veel zelf te zingen, want kinderen leren door nabootsing. Als je als leerkracht laat zien dat je plezier hebt in het zingen, het doorleeft, werkt dat heel krachtig. Met muziek en zang breng je het kind in beweging, letterlijk en figuurlijk. Daarbij is het doel om denken, voelen en willen tot ontwikkeling te laten komen zodat ieder kind in zijn geheel kan groeien.
De spelvormen die Inge en Nicole doen, zijn gebarenspelen met de handen of het hele lijf, kringspelen, dansen, het gebruik van ritmestokjes bijvoorbeeld gekoppeld aan regen waarbij ze de muzikale tegenstelling luid/zacht oefenen, spreekteksten, klapspelletjes en body percussie. De samenvattende term die zij voor deze spelvormen gebruiken is ‘lied- en bewegingsspelen’.
Eén keer per week hebben de kinderen euritmie van een euritmiejuf. Dan doen zij bijvoorbeeld een sprookje met gebaren, begeleid door liermuziek. De gebaren uit de euritmie zijn onder meer goed voor de klankbeleving. Alle letters uit het alfabet bijvoorbeeld hebben hun eigen gebaar. De gebaren worden vooral met de armen uitgevoerd, maar sommige letters met het hele lichaam. Zo heeft elke klank en de beweging die erbij hoort zijn eigen kwaliteit. De A is open, de O omhullend en de B heeft een beschermend gebaar.
Niet streng in de leer
Niet elke antroposofische kinderopvang gaat overigens zo heel bewust om met pentatoniek.
Voor dit artikel heb ik gesproken met pedagogisch medewerkers en ouders van verschillende antroposofische kinderopvanglocaties. Sommigen van hen leken zelfs niet van pentatoniek te hebben gehoord. In één opvang waren veel personeelswisselingen geweest en waren er jonge, nog wat onervaren pedagogisch medewerkers komen werken. Het is maar de vraag in hoeverre zij überhaupt zijn ingewijd in het antroposofische gedachtegoed en hoeveel tijd er is, naast de dagelijkse verzorging van de kinderen, om zo bewust met muziek bezig te zijn.
Sterker nog, omdat kinderen volop geconfronteerd worden met hedendaagse muziek die meestal majeur of mineur van karakter is, moet men volgens Steiner niet te fanatiek aan de kwintenstemming vasthouden (Cielen, 2017, p. 4).
Maar één ding is wel duidelijk: het is in de antroposofische kinderopvang en in het vrijeschoolonderwijs volstrekt vanzelfsprekend dat er veel aan muziek wordt gedaan. “Muziek is gezondmakend”, aldus Nicole.
Literatuur
Cielen, L. (2017). Muziekpedagogie en antroposofie. Cielen. Geraadpleegd op 1 juni 2023, van cielen.eu/muziekpedagogie-en-antroposofie.pdf
Clignett, E. (2020). Wat is euritmie? Everyday Mommyday. Geraadpleegd op 29 mei 2023, van everydaymommyday.com/wat-is-euritmie
De kleine Johannes. (z.d.). Jaarfeesten. Geraadpleegd op 23 mei 2023, van de-kleine-johannes.nl/jaarfeesten.html (NB website in juli 2023 niet meer actief, meer over jaarfeesten lees je op antroposofischleven.nl)
Eijgenraam, L. (2023). Antroposofische kinderopvang. Christofoor Gradenwitz, B. & Rosenberg, P. (1998), De Gouden Poort: Liedjes voor peuters en kleuters, Christofoor
Jacobs, R. (1991), Music for Young Children (vert. editie van Musik für Kleine Kinder, 1988), Hawthorn Press
Rudolf Steiner. (2023, 8 april). In Wikipedia. Geraadpleegd op 17 april 2023, van nl.wikipedia.org/wiki/Rudolf_Steiner
Steiner, R. (1922). Theosophie: Einführung in übersinnliche Welterkenntnis und Menschenbestimmung (een samenvatting in het Nederlands door L. Ambagts, 2018), Philosophisch-anthroposophische Bibliothek (1ste uitgave: 1904)
Van Gils, J., Veenman, K., Schukking, P. (1994). 1: Menskunde als grondslag voor de pedagogie. In Natuurkunde. Het Vrije School-leerplan, fenomenologie als methodiek. Leerstof voor de 9e klas (p. 10). Stichting Vrij Pedagogisch Centrum. Geraadpleegd op 23 mei 2023, van elbd.sites.uu.nl/wp-content/uploads/sites/108/2017/08/Natuurkunde-klas-9.pdf
Noot
* ‘Omhullend’ is een typisch antroposofische term voor een omgeving van warmte en geborgenheid waarin gezondheid kan worden opgebouwd: de inrichting van de fysieke ruimte in natuurtinten en natuurmaterialen, de activiteiten passend bij de levensfase van het kind en de omgang met het unieke kind waarbij diens behoeften en vragen centraal staan.
Reacties
Reactie toevoegen