Tot voor kort was muziekonderwijs op de basisschool geen gemeengoed. Als er al muziek op een basisschool klonk, kwam dat zelden door een vakleerkracht maar eerder door een groepsleerkracht die toevallig affiniteit had met muziek en een instrument bespeelde. De meeste groepsleerkrachten waren te druk of voelden zich niet capabel genoeg.
Bovendien lagen de werelden van de groeps- en vakleerkracht ver uit elkaar; er was nauwelijks sprake van samenwerking of co-teaching tijdens de muziekles.
Dit gold des te meer voor de werelden van de pabo’s en conservatoria, aangezien hier helemaal geen sprake was van enig onderling contact. Het Conservatorium van Amsterdam (CvA) aan de ene kant en de pabo van de Hogeschool van Amsterdam (HvA), de Universitaire Pabo en de iPabo aan de andere kant, onderkenden deze situatie en startten onder leiding van Lili Schutte het project 'Muziekeducatie doen we samen'.
Het doel was een visie te ontwikkelen over hoe de opleidingsinstituten elk vanuit hun eigen perspectief en opdracht gezamenlijk kunnen bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het muziekonderwijs op de basisschool.
Met het project 'Muziekeducatie doen we samen' is dus een poging gedaan de conservatorium- en pabowereld bij elkaar te brengen. We hebben onderzocht wat (toekomstige) vak- en groepsleerkrachten van elkaar kunnen leren.
De groepsleerkrachten zijn generalisten en bij uitstek goed in pedagogisch en didactisch handelen. Zij kennen hun leerlingen en weten van minuut tot minuut hoe de sfeer is in de klas en wat ze van de kinderen kunnen vragen. Bovendien hebben zij een overzicht van het gehele curriculum en werken ze vanuit de specifieke visie van de school.
De vakleerkrachten hebben diepgaande kennis van muziek, weten hoe een lange leerlijn muziek grondig en structureel kan worden opgebouwd, en nemen hun passie voor muziekeducatie, hun muzikale vaardigheden, hun kennis en hun instrument mee de klas in.
Door samen te werken tijdens de muziekles, was onze gedachte, konden zij hun krachten bundelen, wat de muziekles ten goede zou kunnen komen. Tijdens het project hebben (toekomstige) groeps- en vakleerkrachten op verschillende manieren samengewerkt: de professionals middels co-teaching en de studenten middels peer learning.
4CO-Teaching met professionals
Een onderdeel van het project was het bijscholen van de zittende vak- en groepsleerkracht. Wij onderzochten of 4CO-teaching een relevante aanpak zou zijn.
Volgens het 4CO-teaching model kunnen vak- en groepsleerkracht vanuit gelijkwaardige rollen en een gelijkwaardige inbreng gezamenlijk tot nieuwe inzichten en ideeën komen over lesgeven. De internationaal bekende Canadese onderwijskundige Beate Planche heeft dit model ontwikkeld en succesvol toegepast op verschillende scholen in Canada met vakken als taal en rekenen. (Sharratt & Planche, 2016. Zie kader)
Wat is 4CO-teaching
4CO-teaching is een wijze van collectief leren in de eigen onderwijscontext die is gebaseerd op het 4C’s-model, ontwikkeld door Beate Planche.
Deze werkwijze is ontstaan vanuit de behoefte aan een benadering waarbij zowel het kritisch denken als het onderzoekend leren van onderwijsprofessionals wordt aangesproken. Dit gebeurt doordat deze professionals in de klas gezamenlijk een activiteit ontwikkelen én uitvoeren met het doel de leerresultaten van de leerlingen te verbeteren.1
Zo kon de groepsleerkracht inhaken op de tekst van een liedje door uitleg te geven over daarin voorkomende woorden die nieuw waren voor de leerlingen.
Uitgangspunt is dat de professionals gebruik maken van elkaars expertise en ervaring. “Co-learning requires a growth mindset and a confidence that by working together we learn more than we learn on our own.” (Planche, 2012). Zie ook: www.beateplanche.com
Tijdens het project werd het 4CO-teaching model (zie kader) op een reguliere basisschool en in het speciaal onderwijs (cluster 3)2, toegepast met de vakleerkracht, één of twee groepsleerkrachten, één of twee deskundigen op het gebied van muziekeducatie en een onafhankelijke gespreksleider. Als eerste werd een collectieve leervraag opgesteld die voor alle aanwezigen op een eigen manier kon worden ingevuld. Daarna werden onder leiding van de gespreksleider de vier fasen van het cyclische model doorlopen:
- Co-planning (gezamenlijk opstellen en plannen van de muziekles),
- Co-teaching (gezamenlijk de muziekles geven),
- Co-debriefing (bespreken van de lesdoelen nadat de les is gegeven: wat is er bereikt?)
- en Co-reflecting (gezamenlijk reflecteren en feedback geven op de les, elkaars rol en de leerdoelen).
Co-debriefing en co-reflecting werd meestal in één sessie gedaan direct na de les, of enige tijd later, afhankelijk van de beschikbaarheid van de docenten. De op video opgenomen les werd daarbij gezamenlijk in z’n geheel bekeken. Randvoorwaarde om het model succesvol te kunnen doorlopen is dat er voldoende tijd geïnvesteerd wordt door de betrokken leerkrachten en de school. Er werd een uur uitgetrokken om de gezamenlijke leervraag vast te stellen en een uur om de muziekles voor te bereiden. Daarnaast was ook minimaal een uur nodig voor de Codebriefing en Co-reflecting. Bovendien moet deze cyclus een keer herhaald worden om het proces soepel te laten verlopen:
“Als eenmaal het proces is doorlopen, is het vertrouwen en het communicatie-gemak tussen de vaken de groepsleerkracht vele malen groter. Dat maakt dat de volgende lessen die niet deze uitgebreide voorbereiding hebben gehad, wel veel gemakkelijker gaan in de samenwerking. Ik sta nu anders les te geven, probeer echt de verbinding te zoeken”, aldus een vakleerkracht muziek.
Na afloop van deze 4CO-teaching pilot gaven de groeps- en vakleerkrachten aan dat hun onderlinge expliciete afspraken over wie wanneer wat zegt en doet, evenals de actieve deelname van de groepsleerkracht aan de muziekles, ten goede komt aan die muziekles. Het blijkt dat de muziekles door de leerlingen als veilig en vertrouwd wordt ervaren als hun groepsleerkracht enthousiast meedoet, voordoet, vragen stelt, om meer uitleg vraagt en laat zien dat hij of zij de opdracht ook niet meteen perfect kan uitvoeren. Daarnaast weet de groepsleerkracht wat de basiskennis is van de leerlingen en welke instructievorm nodig is om het leerproces te bevorderen. Daar kan de vakleerkracht op meeliften.
Een groepsleerkracht zei hierover: “Door de gezamenlijke lesvoorbereiding voel ik me meer betrokken en medeverantwoordelijk voor de muziekles. Ik ben geen toeschouwer maar medespeler. De lessen zijn daardoor uitdagender voor de kinderen.”
Gemeenschappelijke stages en peer learning door studenten
De studenten van het CvA en de pabo van de HvA hebben gemeenschappelijke stages uitgevoerd die ook waren geïnspireerd op het 4CO-teaching model en op het idee van peer learning. Dat laatste houdt in dat studenten met en van elkaar leren zonder (rechtstreekse) interventie van een docentopleider of begeleider. Het doel van peer learning in dit project was dat studenten oefening kregen in (muziek)pedagogisch-didactische vaardigheden en in communiceren binnen het vakgebied muziek.
De opzet van de gezamenlijke stages was als volgt: in een duo gaven een vierdejaars pabo- en conservatoriumstudent gezamenlijk acht muzieklessen in de stageklas van de pabostudent. Deze pabostudent was een zogenoemde ‘Leerkracht in opleiding’ die de volledige verantwoordelijkheid had over hun klas. Daarmee leek het zo veel mogelijk op een professionele situatie. De docentopleiders van de studenten hadden de rol van groepsleider en deskundige. De studenten ontwierpen, gaven en bespraken de muziekles volgens het stramien van het 4CO-teaching model. Direct na afloop van de les gaven de studenten elkaar feedback aan de hand van een speciaal ontworpen peerfeedbackformat, een formulier met reflectievragen waarmee zij de les gericht konden bespreken. De docentopleiders zijn bij twee van die gesprekken aanwezig geweest om ze te leiden, de overige gesprekken voerden de studentenkoppels zelfstandig.
Door deze cyclus zes tot zeven keer te herhalen, konden de studenten steeds beter en sneller tot een gezamenlijk lesplan komen. In het begin was het zoeken naar een consensus over de inhoud en vormgeving van de muziekles: welk thema, welke liedjes, welke ritmische oefeningen en welke werkvormen werden uitgekozen en hoe was de rolverdeling? De pabo- en conservatoriumstudenten handelden aanvankelijk sterk vanuit het eigen perspectief en vonden daarom soms andere elementen van de les belangrijk. Het vinden van een consensus en de samenwerking werd gemakkelijker naarmate de studenten vaker een les samen maakten en uitvoerden. Na afloop van de gezamenlijke stages gaven de studenten aan dat ze veel van elkaar hadden geleerd.
Een van de pabo-studenten zei: “De eerste les heb ik veel te veel staan praten. Steeds meer laat ik het praten tijdens muziek achterwege en gaan we gewoon muziek maken zoals dat hoort tijdens een muziekles.” Een CvA-student vertelde: “Van de leerkracht-in-opleiding heb ik geleerd dat het persoonlijk kennen van de leerlingen essentieel is om te weten hoe ik ze het beste kan aanpakken. De samenwerking was fijn in dit opzicht.”
De gezamenlijke stages vergden intensieve begeleiding van de docentopleiders. Zorgvuldige organisatie en planning van de roosters, samenwerking met opleidingsscholen, en de begeleiding van de studentenkoppels bleken cruciaal om dit te laten slagen. Juist omdat twee verschillende werelden samenkomen, zijn er praktische problemen zoals lesroosters die niet synchroon lopen of totaal verschillende leefritmes.
Tijdens het project werd duidelijk dat de studenten echt moesten leren met elkaar te communiceren. De pabostudent moest begrijpen dat de muziekstudent in de avond en het weekend werkt en niet altijd bekend is met pedagogische termen. De conservatoriumstudent moest op zijn beurt muzikale termen uitleggen. Begeleiding vanuit beide opleidingsinstituten is daarom belangrijk en mede daarom zijn de speciale peerfeedbackformats ontworpen om de peer learning te sturen.
Samen is beter
De samenwerking bleek vruchtbaar. De vakleerkracht (in opleiding) begreep beter wat er op pedagogisch en didactisch vlak goed werkte, en de groepsleerkracht (in opleiding) begreep beter hoe een muziekles goed opgebouwd en gevarieerd kon worden. Een en ander leidde in de beleving van de professionals en studenten tot betere muzieklessen: lessen waar zowel de pedagogisch-didactische als de muzikale inhoud goed is en aansluit bij het pedagogische klimaat van de school en de individuele leerlingen.
Een CvA-student verwoordde het treffend: “Door de momenten waar de docenten echt samen lesgeven, ervaren de kinderen dat de muziekles veel leuker en rijker is. De samenwerking van de docenten heeft het stimulerende effect op de kinderen om aan de muziekles mee te doen.”
Anno 2017
Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder en zet het CvA de samenwerking met de iPabo voort met de invulling van hun nieuwe minor muziek. Voortbouwend op de ervaringen is een programma samengesteld voor de studenten van beide opleidingsinstituten. In deze minor ontwikkelen de pabostudenten hun muzikale vaardigheden verder met zang-, gitaar- en bodypercussielessen op het CvA. Daarnaast delen zij hun kennis met de CvAstudenten door vijf workshops te geven over pedagogiek en didactiek. Tot slot kan een aantal studenten kiezen voor een duostage, waarbij ze ook weer gezamenlijk een les voorbereiden, uitvoeren en nabespreken.
Het streven is om zoveel mogelijk koppels te vormen, maar het lukt niet om dat voor iedereen te organiseren.
Verder kijken dan muziek
In de huidige visie van het CvA en de pabo’s is coteaching een relevante manier om het kunstonderwijs te verzorgen in het basisonderwijs. Kruisbestuiving van expertise heeft een positieve uitwerking op de kwaliteit van de muziekles in het primair onderwijs. De volgende stap is het principe van co-teaching toe te passen op andere kunstdisciplines als beeldend, theater en dans.
Daarom is op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten een pilot gestart in samenwerking met de pabo van de HvA: vanaf september 2017 is er een module die studenten van de pabo en de betrokken kunstvakopleidingen gezamenlijke stages laat doen om de co-teaching bij deze vakken te onderzoeken en te bevorderen. Wij verwachten dat deze samenwerking, net als bij muziek, zorgt voor kennisdeling, kruisbestuiving en een beter wederzijds begrip, en dat het de kwaliteit van het kunstonderwijs op de basisschool ten goede zal komen.
Noten
1 Planche verwijst hier naar de mindsets zoals gedefinieerd door Carol S. Dweck (2006): Mindset, the new psychology of success. Random House USA Inc. Een growth mindset betekent dat je ervan overtuigd bent dat je veel kunt leren en dat fouten maken hoort bij het leerproces. Deze mindset staat tegenover een fixed mindset die capaciteiten (zoals IQ) zien als een vast gegeven. Zij vinden dat je fouten moet zien te vermijden.
2 Het gaat om motorisch gehandicapte, verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke kinderen
Literatuur, info en links
- Het project 'Muziekeducatie doen we samen' is in maart 2016 gloedvol afgesloten met een landelijk symposium in aanwezigheid van HM Máxima. Van dit project is een boek verschenen dat gratis is te downloaden via Muziekeducatie-spreads.pdf.
- Via deze link over na- en bijscholing aan het Conservatorium van Amsterdam kom je bij een beschrijving van het hele project (met concrete voorbeelden). Peerfeedbackmodel, kijkwijzer enzovoort staan in de bijlagen; iedereen mag deze gebruiken. Een video-impressie van het project vind je door verder te klikken op die site, naar Symposium Muziekeducatie doen we samen.
- Het peerfeedbackformat is ook te vinden in de publicatie: Schutte, L., Minnema, W.,& Bremmer, M. (2016). Muziekeducatie doen we samen. Amsterdam: NPNDrukkers (bijlage 4)
- Sharratt, L. & Planche, B. (2016). Leading Collaborative Learning: Empowering excellence. Thousand Oaks, CA: Corwin Press. Hfd.5, p.13-23
- Planche, B. ( 2012). 4C’s – 'Practising Together Changes Educational Practice', in: INTED2012 Proceedings, pag: 3813-3819. Dit artikel heeft Beate Planche gepresenteerd op de International Association of Technology, Education and Development Conference (INTED), Valencia, Spanje.
- Ellen van Hoek voert namens het lectoraat Kunsteducatie van de AHK een evaluatieonderzoek uit naar de pilot die beschreven wordt in het artikel: ‘De volgende stap is het principe van co-teaching toe te passen op andere kunstdisciplines als beeldend, theater en dans. Daarom is op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten een pilot gestart in samenwerking met de pabo van de HvA: vanaf september 2017 is er een module die studenten van de pabo en de betrokken kunstvakopleidingen gezamenlijke stages laat doen om de co-teaching bij deze vakken te onderzoeken en te bevorderen.’ Zie: www.ahk.nl/lectoraten/educatie/onderzoeksgroep/ellen-van-hoek/