Wie een klas heeft die van zingen houdt, wil misschien ook wel eens een meerstemmig lied met de kinderen zingen. Ga je aan de slag met canons, quodlibets of partner songs, dus met composities waarin bestaande melodieën of verschillende liedjes gelijktijdig klinken? Wil je vocal percussion introduceren, of durf je het aan een meerstemmige zetting van een lied op te pakken? De grote vraag is natuurlijk: Wanneer start je met meerstemmig zingen en hoe pak je dit aan?
In het navolgende reik ik een aantal mogelijkheden aan om van eenstemmig tot meerstemmig zingen te komen. Er zijn talloze mogelijkheden denkbaar, in deze bijdrage beperk ik me tot het zingen van canons. In een volgend artikel zal ik quodlibets bespreken.
Canon zingen
Een canon is een polyfone compositie waarbij de stemmen hetzelfde zingen, maar na elkaar inzetten. Misschien wel het bekendste voorbeeld hiervan is de canon ‘Vader Jacob’, een oorspronkelijk Frans lied, getiteld ‘Frère Jacques’, waarbij de tekst gaat over Broeder Jacob, een monnik, die zich heeft verslapen en gesommeerd wordt op te staan om de klokken te luiden. Het woord ‘broeder’ wordt tegenwoordig meestal vervangen door ‘vader’. Het lied bestaat uit vier zinsdelen. Na ieder zinsdeel kan opnieuw worden ingezet waardoor een vierstemmige canon ontstaat.
Zie het notenvoorbeeld hierna
Broeder (Vader) Jacob
Download hier de bladmuziek van 'Broeder Jacob'.
Dit lied wordt meestal gezongen als 'Vader Jacob', de audiotrack is ook met deze vaker gebruikte tekst.
Het aantal canoninzetten is afhankelijk van de vorm van een lied. Zo schreef de Vlaamse componist Josquin des Prez in 1542 een maar liefst 24-stemmige canon: ‘Qui habitat in adiutorio altissimi à 24’.
Zie notenvoorbeeld ‘Broeder Jacob’ hierboven of in de papieren Pyramide op pagina 14.
De canon wordt gezien als vrij strenge compositievorm. Door de eeuwen heen zijn daarom verschillende variaties ontstaan. Voor ‘Vader Jacob’ geldt dat de stemmen na elkaar inzetten en de melodie van de verschillende stemmen exact gelijk blijft.
Er zijn echter ook canons waarbij de stemmen op verschillende toonhoogten inzetten waardoor er parallelle melodieën ontstaan. Andere variaties zijn (onder meer) de spiegelcanon of canon al rovescio waarbij melodieën gespiegeld klinken. Een andere vorm is de canon die in kreeftgang wordt uitgevoerd, ook wel canon per recte et retro of canon per rectus et inversus genoemd. In dit type canon zingt de volger de oorspronkelijke melodie letterlijk van achter naar voren.
Er zijn nog veel meer canonvormen. Google maar eens op ‘canon’ of ‘round’: je vindt eindeloos veel informatie over deze interessante compositievorm.
Wanneer starten
Het is misschien wat ambitieus om met een 24-stemmige canon of een canon in kreeftgang te starten. Het is sowieso verstandig na te denken over wanneer een klas eraan toe is om canons te zingen. Ook voor een ogenschijnlijk eenvoudige canon als ‘Vader Jacob’ is een aantal randvoorwaarden nodig.
Om een canon goed te kunnen zingen is het noodzakelijk dat leerlingen een lied dat mogelijk als canon gezongen kan worden zelfstandig, zuiver en goed gearticuleerd eenstemmig kunnen zingen. Als leerlingen voor het zingen ritmisch en/of melodisch afhankelijk zijn van andere leerlingen of van jou als leerkracht, lukt het niet te zingen als andere leerlingen er een tweede stem (of meer) doorheen zingen. Het beeld waarbij leerlingen met vingers in hun oren zingen om maar niet door anderen te worden afgeleid ziet er wel grappig uit, maar gaat helemaal voorbij aan het doel om leerlingen te laten ervaren hoe mooi meerstemmig zingen kan klinken.
Als stelregel hanteer ik daarom zelf dat het zingen van canons een activiteit voor leerlingen in de bovenbouw van de basisschool is. Dit is uiteraard geen harde regel. Of kinderen eraan toe zijn om canon te zingen heeft vooral te maken met hun zangervaring. Wordt er op school veel gezongen en wordt daarbij vanaf groep 1 gewerkt aan zelfstandig zingen, zuiverheid en articulatie, dan kan al eerder met canon zingen worden begonnen.
Spreekteksten
Er is een aantal mogelijkheden om laagdrempelig te starten met het zingen van canons. Eén daarvan is het gebruik van spreekteksten. Het lastige aan canon zingen is dat er anderen dan jijzelf zijn die hun melodie door die van jou zingen. Om een canon mooi te kunnen zingen is het van belang ook naar die anderen te luisteren omdat het bijvoorbeeld niet zo kan zijn dat de ene stem veel sterker klinkt dan de andere. Er moet een goede balans tussen de verschillende stemmen zijn.
Daarbij komt dat er aandacht moet zijn voor de tekst. Liedjes zijn ten slotte kleine verhaaltjes die expressief voor het voetlicht gebracht moeten worden. Dynamiek (klanksterkte) speelt daarbij een belangrijke rol. Spreekteksten zijn ritmisch gesproken tekst, een schoolse versie van rap in de hiphopcultuur. Zie de traditional/spreektekst: ‘Grandma, grandma’. Op YouTube zijn hiervan verschillende uitvoeringen te vinden.
Notenvoorbeeld: Fragment van de eerste acht maten
Dit artikel gaat niet over het aanleren van repertoire. Dit laat ik daarom buiten beschouwing. Wel wil ik opmerken dat het uitdelen van liedteksten niet de voorkeur verdient omdat leerlingen veelal geneigd zijn de tekst voor te lezen of op te dreunen. Om tot een expressieve uitvoering van de spreektekst te komen, verdient het de voorkeur deze auditief aan te leren en de leerlingen bijvoorbeeld met steunwoorden of afbeeldingen te helpen bij het onthouden van de tekst.
Voor het oefenen van het meerstemmig uitvoeren van een spreektekst volstaan de eerste acht maten van ‘Grandma, grandma’. Leer de leerlingen de spreektekst aan. Laat de spreektekst ook een aantal keer als loop achter elkaar uitvoeren.
De valkuil waar (vak)leerkrachten en vakspecialisten vaak intrappen is dat ze van de spreektekst direct een vierstemmige canon willen maken. Daarmee slaan zij echter een aantal belangrijke oefenstappen over. De meeste leerlingen zullen nog geen of weinig ervaring hebben in het uitvoeren van canons. Bouw het canon zingen of spreken daarom rustig op. Dit opbouwen kan ook op verschillende manieren worden aangepakt.
Laat de ene helft van de klas bijvoorbeeld maat vijf en zes – ‘All you need is a walking stick’ – steeds maar herhalen. Deze helft van de klas spreekt dus een ritmisch ostinaat. Een ostinaat is een ritmisch of melodisch herhalend motief. Ostinato is het Italiaanse woord voor koppig. Terwijl de ene helft van de klas het ostinaat spreekt, zet de andere helft van de klas de spreektekst in. Op deze manier ontstaat een eenvoudige vorm van meerstemmigheid. Ostinaten kun je ook op (slag)instrumenten laten uitvoeren waardoor een instrumentale begeleiding bij een lied of spreektekst ontstaat.
Een andere aanzet tot tweestemmig uitvoeren van de spreektekst is om als leerkracht de tweede stem uit te voeren. Leerlingen vinden het vaak leuk om het op deze manier op te nemen tegen de leerkracht. Houd wel aandacht voor de kwaliteit van de uitgevoerde muziek. Het is uiteraard niet de bedoeling dat leerlingen gaan schreeuwen.
Hoeveel stemmig een lied als canon gezongen kan worden, is afhankelijk van de vorm van het lied. Wellicht ten overvloede: niet ieder lied kan als canon worden uitgevoerd! Bij spreekteksten is dit probleem meestal niet aanwezig omdat het harmonisch schema ontbreekt.
Even terug naar de eerste acht maten van ‘Grandma, grandma’. Ga van eenstemmig naar tweestemmig: als de eerste stem bij maat vijf is, zet de tweede stem in op maat een. Als dit goed gaat, kan er een vierstemmige versie van worden gemaakt, met inzetten op de maten een, drie, vijf en zeven. Het is zelfs mogelijk leerlingen iedere maat te laten inzetten, waardoor een achtstemmige spreekcanon ontstaat.
Kijk voor interessante spreekteksten ook op gehrelsmuziekeducatie.nl. Johan Sterken schreef het ‘Antwoord-(r)apparaat’ (Meezing-CD 2010), Panc Daalder de ‘Sinaasappelrap’ (Pyramide 71-02, 2017) en Maite Roest de ‘Zuid-Amerika Rap’ (Pyramide 73-03, september 2019).
Canon zingen leiden
Wat doe jij als (vak)leerkracht tijdens het canon zingen of spreken van de leerlingen? Het is af te raden met de leerlingen mee te zingen. Als je dat doet, is het voor jezelf lastig te horen waar ritmische of melodische problemen ontstaan. Je hoort je eigen stem ten slotte het sterkste.
Daarbij komt dat het voor canon zingen van belang is dat leerlingen een lied autonoom kunnen zingen. Als je meezingt, zul je merken dat ze op jou als leerkracht blijven leunen. De kans is groot dat de leerlingen stoppen met zingen op het moment dat jij zelf niet meer zingt. Niet omdat ze denken dat ze ook moeten stoppen met zingen, maar omdat ze van jouw steun afhankelijk zijn. De stelregel is daarom: als de leerlingen zingen, luister jij naar de leerlingen.
Hetzelfde geldt voor leerlingen. Als jij zingt, zijn de leerlingen stil. Om dit voor elkaar te krijgen, is het van belang dit principe consequent toe te passen, bijvoorbeeld door de leerlingen een luistervraag te geven voor je begint te zingen.
Om ervoor te zorgen dat leerlingen op het goede moment inzetten, is het van belang dat de leerkracht de inzetten van de leerlingen duidelijk aangeeft. Het starten van een canon begint met het geven van een inzetgebaar. Tijdens het zingen kan het handig zijn de puls van de muziek met handbewegingen duidelijk te maken. Dit wordt takteren genoemd. Aan het eind van de canon sla je deze af. Voor de techniek van het takteren verwijs ik graag naar de handboeken voor de pabo: ‘Muziek Meester!’ en ‘Nieuw Geluid’.
Ostinate melodie zingen
De suggesties die ik hierboven noemde voor het komen tot een meerstemmige spreektekst zijn voor een groot deel ook toepasbaar op het zingen van een canon. Zorg er altijd voor dat leerlingen een canon als lied goed kunnen zingen.
Het is aan te bevelen om een canon niet direct in de eerste les waarin het als lied wordt aangeleerd, als meerstemmige canon te zingen. De leerlingen moeten de canon goed kennen voor je er muzikale grappen mee kunt uithalen. Als voorbeeld noem ik hier de (driestemmige) canon ‘Drie dwaze heksen’ van Chrystal en Ans Cochius.
Net als bij de spreektekst, zou je uit deze canon een muzikale zin kunnen halen die als ostinaat kan worden gebruikt. In dit geval zou ik de eerste vier maten gebruiken (‘Drie dwaze heksen vlogen door de lucht’). De ene helft van de klas zingt dit ostinaat. De andere helft zingt het hele lied.
Zie Notenvoorbeeld ‘Drie dwaze heksen’ hieronder of in de papieren Pyramide op pagina 14.
Drie dwaze heksen
Anders dan bij het uitvoeren van een spreektekst, is het bij het zingen van een canon van belang om de begintoon te geven. In dit geval is dat de g. Het uitvoeren van canon is niet mogelijk met een begeleidingstrack. Je zult de begintoon daarom van een instrument moeten overnemen, zoals een klankstaaf of gitaar. Kinderen vinden dat vaak lastig.
Vind je het als leerkracht zelf ook lastig, leer dan de eerste vier maten van dit lied op een instrument te spelen. Dat helpt je om in de goede toonaard te komen. In dit geval staat het lied in g-mineur, maar dat kun je op bijvoorbeeld een klokkenspel meestal niet spelen omdat dit doorgaans alleen de tonen bevat die overeenkomen met de witte toetsen van de piano.
Het spelen van de laatste twee maten van dit lied is wel mogelijk op een klokkenspel. Het aangeven van de juiste begintoon is van belang om alle leerlingen op de juiste toon te laten beginnen. De praktijk wijst uit dat wanneer je dat niet doet, je veelal te laag begint. Dat komt doordat de spreekstem lager is dan zangstem.
Bouw de canon rustig op. Start tweestemmig om vervolgens over te gaan op de driestemmige versie. Het is bij het canon zingen aan te raden om, vóór je de groepen na elkaar laat inzetten, de canon als eenstemmig lied uit te voeren en aansluitend – zonder onderbreking – over te gaan naar een twee- of driestemmige uitvoering. De ervaring leert dat als een relatief klein groepje leerlingen moet inzetten, deze leerlingen soms niet meer durven zingen en het lastig wordt tot een expressief eindresultaat te komen. Door eenstemmig te starten, zit het enthousiasme er direct in en lijkt de overgang van een- naar meerstemmig zingen minder groot te zijn.
Eindigen van een canon
Er zijn twee manieren om een canon af te sluiten.
De eenvoudigste manier is de stemmen na elkaar te laten eindigen. Spreek van tevoren met de leerlingen af hoe vaak de canon gezongen gaat worden. Als dit aantal twee is, stoppen de leerlingen met zingen als ze de canon twee keer hebben gezongen. Als ze klaar zijn, luisteren ze uiteraard naar de stemmen die nog niet klaar zijn. In plaats van afspraken maken, kun je het eindigen van een stem met een handbeweging aangeven: het afslaan.
Een tweede mogelijkheid is de stemmen gelijktijdig laten eindigen. In de meeste gevallen eindigt iedere stem dan op een andere slotnoot. Welke noot dit is, wordt in de muziek aangegeven met een fermate. De leerkracht laat met een handgebaar zien dat de canon wordt afgerond. De leerlingen houden de noten aan waarmee zij eindigen. Een fermate is namelijk een teken waarmee wordt aangegeven dat een noot of rust moet worden verlengd. Vervolgens slaat de leerkracht af.
Op bovenstaande wijzen zijn variaties uit te voeren en combinaties te maken. Het voert hier wat te ver daarop in te gaan.
Bewegingscanons
Als kers op de taart is het ook nog mogelijk van een gezongen of gesproken canon een bewegingscanon te maken. Bij de verschillende muzikale zinnen kunnen bewegingen worden bedacht. Dit kun jij als leerkracht doen, of je kunt deze met de kinderen bedenken.
Tijdens het zingen of spreken van de canon kunnen deze bewegingen worden uitgevoerd. Om dit visueel aantrekkelijk te maken is het interessant aandacht te besteden aan het soort bewegingen dat jullie gaan gebruiken. Gaan jullie in verschillende lagen bewegen: bij de grond, ter hoogte van buik en borst, en boven het hoofd? Staat iedereen op z’n eigen plek of kan er ook gebruik worden gemaakt van de beschikbare ruimte? Bedenk wel dat bewegen altijd ten koste gaat van het zingen. Ook hier geldt dat leerlingen een canon heel goed zelfstandig, zuiver en goed gearticuleerd moeten kunnen zingen voor er bewegingen aan toegevoegd kunnen worden.
En nu: (canon) zingen maar! In de beschikbare liedbundels, maar ook op het internet zijn veel praktische, aantrekkelijke canons te vinden waar zowel leerlingen als leerkrachten veel plezier aan kunnen beleven.