Bart van de Lisdonk componeert en produceert muziek voor theater, tv, dans, documentaire, radio en film. In 2006 won hij het Gouden Kalf voor Beste Muziek van de film Bolletjes Blues, een Urban muziekfilm met Nederlandse rappers in de hoofdrollen. Een jaar later werd zijn filmmuziek voor de tragikomedie Duska genomineerd voor de prijs.
Sinds tien jaar geeft hij als gastdocent ook les aan studenten Muziek en Technologie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, en in 2014 werkte hij als vrijwillige componist mee aan een musical voor groep 8. Die ervaring gaf hem een intens tevreden gevoel en dat zette hem aan het denken.
“Een paar kinderen in die groep 8 konden muziek lezen. Zo kon ik een bandje samenstellen met een pianist en een drummer, drie gitaristen en een meisje dat klassieke gitaar speelde, maar dat was te zacht dus ik vroeg haar mandoline te spelen en dat pikte ze snel op, verder waren er twee meisjes die piano konden spelen maar nog niet zo goed, dus die konden met één hand hoge dingetjes of een basje spelen. Dus ik had ineens een hele band in plaats van een cd zoals meestal bij zo’n musical.
Het hele proces van kinderen de muziek leren spelen, en dat het dan lukt, en dat je het zelfvertrouwen ziet groeien en fantastisch resultaat hebt… dat bracht me op een spoor dat muziek ook heel andere dingen kon doen dan ik tot nu toe had ervaren met al die films. Je krijgt heel directe effecten. Je ziet mensen gelukkiger worden.”
“In dezelfde periode zag ik op een ‘culturele zondag’ in Utrecht een orkest uit België, ‘de Propere Fanfare van de Vieze Gasten’, op het Centraal Station spelen. Ze speelden behoorlijk spectaculair met veel geluid, daar kwamen mensen omheen staan en ik zag hoe ze allemaal een brede glimlach op hun gezicht kregen. Toen dacht ik, hier wil ik iets mee.
Ik ben in de Fanfare van het Vuur gaan spelen. [een community-orkest met professionals en amateurs van allerlei leeftijden die toegankelijke, aanstekelijke muziek spelen en publiek laten participeren – red.] Dat speelt ook in de openbare ruimte. Via hen ben ik aan het project ‘Kinderen zingen Meertalig’ gaan meewerken. In de betrokken scholen zaten kinderen van wel tien verschillende nationaliteiten."
"Het concept was eenvoudig, je vraagt aan de kinderen ‘Is er een liedje in jouw taal dat jij of je ouders speciaal vinden?’, en zo selecteren we liedjes die we met zijn allen gaan zingen. Ik arrangeer het voor de Fanfare van het Vuur en dan is er een uitvoering door de kinderen voor ouders en opa’s en oma’s, waarbij het orkest komt begeleiden. We zijn zelfs een methode gaan schrijven zodat docenten ermee aan de slag konden.
Terwijl dat project nog doorliep, ben ik ook nog als vrijwilliger bij het lokale asielzoekerscentrum gaan werken voor de muziekavonden voor de kinderen.
Op een gegeven moment dacht ik, ik vind dit zo fantastisch om te doen, maar ik ben zo ontzettend aan het zwemmen. Ik vertrouw op mijn intuïtie en de interactie met de kinderen is heel erg leuk, maar ik wil beter weten wat ik aan het doen ben.”
De opleiding
Uiteindelijk meldde Bart van de Lisdonk zich aan voor de post-hbo-opleiding Musicians for Music Education (M4ME) aan het Conservatorium van Amsterdam.
"In de opleiding heb ik geleerd om lessen te maken met een schema en een checklist. Je zorgt dat er een verband is tussen de onderdelen. Een warming-up die vooruitkijkt op wat je ze gaat leren, een lied, een uitvoering, en je bespreekt wat er is geleerd. En ook dat je het materiaal op verschillende manieren aanbiedt, niet alleen voorzingen nazingen maar ook spelletjes waarbij je ze luistervragen stelt, en als je de muziek opschrijft kan dat ook op verschillende manieren."
"Op die manier een les maken was een behoorlijke kluif, dat heb ik in mijn stage geoefend in een groep 5 en 8. Ik had zeven van de twaalf stagelessen gedaan toen de lockdown kwam, ik had net een stage-intervisie gehad. De les wordt dan op video opgenomen en dat bekijk je samen.
Die les was in een aantal opzichten behoorlijk mislukt en daardoor interessant. De lesschema’s werkten zó goed, dat ik daar enorm op ging vertrouwen. En ineens werkte het niet meer. De kinderen verloren interesse, snapten het niet meer, wat ik aanbood en de manier waarop kwam niet meer goed aan, ze gingen er niet in mee. Terwijl dat tot dan toe steeds wel goed was gelukt."
"De stagebegeleider kon goed benoemen wat er misging. Deze klas, een groep 8, vermaakte zich liever met elkaar dan met het onderwijs, zeker in de muziekles, daar was het allemaal wat losser.
Ik had ze een aantal keer in de gymzaal want ik wilde dingen doen waarbij ik ruimte nodig had en in het klaslokaal mochten de stoelen en tafels niet aan de kant. In de gymzaal merkte ik dat er een aantal koppels van vriendjes en vriendinnetjes en groepjes was. Op een gegeven moment gingen we weer de klas in en ik dacht, die groepjes zitten dan vast niet weer bij elkaar. Maar juist wel, hahaha!"
Stage-intervisie
"De stagebegeleider zag dat ik ze ging spiegelen. Ik stond daar te veel met een houding van ... ‘sorry dat het jullie niet interesseert, maar laten we ons best doen’. Zij zei dat het met groep 8 juist goed werkt om ze heel serieus te nemen.
Ik had een grafische partituur met allerlei beweeglijke grafische vormen en symbooltjes die geluid representeren op het digibord om met ze te zingen terwijl ik het aanwees, wwoooOOOHH!, wapwapwap, boemboemboem en bij een wekker moesten ze ‘tring’ zeggen. Daar ging ik veel te snel doorheen, want ik dacht, het is veel te simpel voor ze. Ik dacht dat ze aan het onderpresteren waren, dat ze het best wel konden, maar niet interessant vonden."
"Maar de stagebegeleider zei, ‘juist als ze het nog niet goed doen, en je gaat er dieper op in, en je gaat door tot ze het goed doen, dán voelen ze zich serieus genomen. Dat vinden ze fijn.’ Waarschijnlijk had het wel gewerkt als ik had gezegd ‘het is nog niet goed’ en meer eisen had gesteld.
De stagebegeleider zei ook dat juist groep 8 het kan waarderen als je met een bepaalde overtuiging voor ze gaat staan. Als jij daar staat met ‘dit gaan we doen en ik ga er als een malle voor’, dan werkt dat beter dan wanneer je zegt ‘kom op, effe snel erdoorheen’. Zelfs als ze denken ‘wat doet hij nou weer’."
Ownership
“Ik hoor mezelf nog steeds denken, wat vond ik nou van die opleiding. Het is nog kort geleden. Ik heb het gevoel dat er een werkwijze en inzicht, een methode werd geopenbaard waar ik alles wel mee kon, precies wat ik zocht. Het was allemaal nieuw en ik heb er geweldig van genoten. Het zijn ook veel open deuren. Aan de andere kant, open deuren zie je snel over het hoofd.
Bijvoorbeeld, als ik een liedje met gitaar speelde tijdens een optreden of op een feestje, had ik de gewoonte om met mijn ogen dicht te spelen, om zelf helemaal in de muziek te gaan zitten. Als je een liedje in de klas speelt en je doet het zo [buigt voorover en zingt/zegt ‘la la la lala’], dan is de reactie ‘ja hallo, we zitten hier’… Dat ligt zó voor de hand, maar ik moest daar echt een hele dikke knop voor omzetten. Ik snapte dat je het gewoon moet doen.
Het helpt wel dat ik redelijk goed kan spelen en makkelijk kan zingen, want het wordt toch een soort multitasking. Als ik een stuk moet spelen dat ik nog niet uit mijn hoofd ken en ik ga daarbij mensen aankijken, dan gaat het in elk geval mis, ik kan het er niet zomaar bij hebben.”
“In de opleiding geven ze prioriteit aan ownership en ook dat was nieuw voor me. Ik ben geneigd alles uit te leggen en voor te doen en dan te zeggen ‘en nou jullie’. Maar bij ownership draait het erom de kinderen veel meer mee te nemen in het proces. Dat betekent bij alle kleine onderdeeltjes die je ze leert, ze het zelf voor te laten doen, of zelf varianten te laten bedenken op teksten, of ze op allerlei manieren in te schakelen om mee te werken in het proces.
Ik moest mijn best ervoor doen om in de gaten te houden dat ik niet alsmaar doordrijf in míjn verhaal maar dat ik ze er steeds bij betrek.
Dat heeft effect op het tempo. Ik kwam er tijdens mijn stage achter dat ik mijn lessen veel te volstopte. Het is een grote oefening in empathie, je moet het zien vanuit hun standpunt. Ik heb gezien hoe fantastisch dat werkt en ik snap nu beter wat kinderen leuk vinden en wat ze drijft. Je ziet dat ze het fijn vinden om eigen verantwoordelijkheid te krijgen en dat ze daar ook snel in groeien."
Een goede muziekdocent...
"…is duidelijk, er is geen ruis in wat hij aanbiedt. Dat wil ik zelf in ieder geval graag en ik denk dat het universeel is. En hij is flexibel. Het gaat altijd anders dan je dacht. De lesprogramma’s die we hebben geleerd zijn behoorlijk dichtgetimmerd.
Maar je moet er altijd rekening mee houden dat het anders loopt. En dan komt weer dat ownership om de hoek … Op het moment dat er een kans ontstaat die je niet had voorzien, waarin je de kinderen aan het werk kunt zetten, moet je die grijpen. En het perspectief van kinderen in de gaten houden.
En een goeie muziekdocent neemt in zijn lessen de leerkracht mee. In de opleiding werd erop gehamerd om de leerkracht te betrekken bij de muziekles en opdrachten te geven om mee verder te gaan in de periode tussen de muzieklessen. Zo kan er continuïteit komen in het muziekonderwijs en leert de leerkracht zoetjesaan ook muziekles geven."
"Maar ik heb ook gemerkt wat het uitmaakt voor de muziekles als de leerkracht er wel bij blijft of niet. Het verschil tussen een juf die meedoet en eentje die op de gang zit, is gigantisch. De kinderen weten dat de juf of meester ze kent en hebben al ervaren hoe die ze kan corrigeren. Zonder de juf erbij, wordt een klas een totaal andere groep.
Je kunt in één les per week of per twee weken lang niet de relatie met de groep opbouwen die de vaste leerkracht ermee heeft. De machtsverhoudingen moeten opnieuw kenbaar worden gemaakt aan de nieuwe chef, dus de grote monden gaan extra van zich laten horen. Een goeie docent is trouwens ook iemand die snel namen leert. Het maakt veel verschil als je de namen kent.”
De toekomst
“Ik maak nog steeds muziek in opdracht en arrangeer liedjes voor een zanger. Dat gaat allemaal met de computer en dat is wat ik gewend ben, dat wil ik blijven doen. Mijn ideaal is een deel van het inkomen te verdienen met een volle dag zes of acht groepen op een school op fietsafstand. En ook dat gastdocentschap wil ik blijven doen. Op die verschillende niveaus werken met muziek, die afwisseling, dat vind ik goud waard.
Wat ik mijn studieleider Jan IJzermans wel eens heb horen zeggen, is ‘van lesgeven leert de docent het meest’. Voorlopig is dat voor mij zo. Ik denk dat het nog wel een paar jaar duurt dat ik versteld sta van die kinderen en van de studenten op de HKU. Je neemt geweldig veel inspiratie mee.”