Mogelijke opbouw
Les 1
Les 2
1. Het verhaal
Lees het verhaal van de ‘The Giving Tree’ (vertaald als ‘De gulle boom’ of ‘De boom die gaf’, zie Benodigdheden) in de klas voor. Het is handig een originele uitgave te gebruiken mét afbeeldingen. Heb je die niet dat kun je een van de filmpjes laten zien.
Korte samenvatting van het verhaal
Een boom en een jongen zijn bevriend. De jongen speelt vaak bij en in de boom. Samen zijn ze gelukkig. Later als de jongen ouder wordt, speelt hij niet meer bij de boom. Hij wil geld, trouwen, en een huis bouwen. De boom geeft al zijn appels, takken en zelfs zijn stam. Want? De boom wil dat de jongen gelukkig is. Maar is de boom dat ook?
Thema: belangeloos geven zonder iets terug te vragen.
Ga na het voorlezen in gesprek over het thema van het verhaal. De onderstaande vragen kun je gebruiken om dieper op het thema en het verhaal in te gaan. Het is de bedoeling dat de kinderen echt even stilstaan bij wat er met dit verhaal gezegd wordt en wat dit thema voor hen betekent.
Tip
Schrijf de vragen op briefjes en deel deze uit in groepjes. Laat de kinderen discussiëren in groepjes en bespreek na een tijdje de bevindingen van de klas. Leid de discussie die hieruit volgt.
Vragen - inspiratie
- Is de boom echt gelukkig?
- Wanneer was de boom ongelukkig?
- Zijn de boom en de jongen vrienden? Waarom wel/niet?
- Is de jongen egoïstisch?
- Toen de boom nog een stronk was. Was de boom dan nog een boom? Waarom wel/niet.
- Wie ken jij die dit voor jou zou doen?
- Voor wie zou jij dit over hebben?
- Heb je ooit iets gedaan puur alleen om iemand anders gelukkig te maken?
- Als jij de boom zou zijn, zou je dan gelukkig zijn?
- Kan je gelukkig en verdrietig tegelijkertijd zijn?
Belangrijk: de boom was verdrietig omdat de jongen lang wegbleef, maar niet omdat hij alles had afgepakt. De boom was liever een stompje maar samen met de jongen, dan een volwaardige boom in z'n eentje.
2. Luisteropdracht
Vertel: "Zojuist hebben jullie het verhaal van de 'The Giving Tree’ gehoord en er over gesproken met elkaar. De band Plain White T’s heeft naar aanleiding van dit boek het gelijknamige nummer geschreven."
2a. Deel 1
Terwijl de leerlingen voor het eerst luisteren naar het hele nummer van ‘The Giving Tree’ van de Plain White T’s proberen ze ook te ontdekken welke instrumenten ze horen.
The Giving Tree door Plain White T's via YouTube
of: The Giving Tree, Plain White T's op Spotify
Bespreek deze opdracht kort na.
Leg vervolgens uit welke onderdelen een popnummer meestal bestaat (couplet, refrein en bridge). Het couplet is een terugkerend stukje met in de regel dezelfde melodie maar een andere tekst. Het refrein is een terugkerend stukje dat steeds hetzelfde is en de bridge is een stukje dat maar één keer voorkomt en anders klinkt dan de rest van het nummer. Vaak is dit in de tekst ook een tegenstelling.
Deel de songtekst uit. Voor de leerkracht met de antwoorden
Download hier de songtekst voor de leerlingen. NB dit is ook het werkblad (zie verderop)
Download hier de songtekst met de antwoorden voor jezelf
Laat de kinderen nog een keer luisteren naar het hele nummer van ‘The Giving Tree’ van de Plain White T’s. Tijdens het luisteren zetten ze boven elke alinea welk onderdeel van het lied ze horen (couplet, refrein of bridge). Bespreek ook deze opdracht kort na.
2b. Deel 2
Introduceer nu de versie van PS22. PS staat voor public school. Alleen kinderen die wonen in regio 22 van New York mogen op deze school. Het is dus een afspiegeling van de wijk, er zitten geen kinderen die zijn toegelaten specifiek voor hun zangtalent. Het is dus heel bijzonder dat deze kinderen zo mooi samen kunnen zingen.
Vertel de kinderen dat deze versie anders klinkt dan de originele versie van de Plain White T’s.
Tip
Als je deze opdracht pas een volgende les doet, laat dan eerst nog een keer een stukje van het origineel horen om het geheugen op te frissen.
Vraag de kinderen om te luisteren naar de instrumenten. Welk instrument horen ze nu niet dat wel te horen was in de versie van de Plain White T’s? [Percussie]
Vervolgens vraag je ze te luisteren naar het laatste refrein. Dit refrein is anders dan de andere refreinen. Wat is het grootste verschil? [vertraging op het eind en de laatste zin wordt 3x gezongen]
Lees met de kinderen de Engelse tekst en besteed aandacht aan de betekenis ervan. Stel de volgende vragen:
- Welke delen van het verhaal komen in het eerste couplet terug? [De jongen zit in de schaduw van de boom en kerft een hart in de boom]
- Wie wordt bedoeld met ‘I’ in het refrein? [de boom]
- Wie wordt bedoeld met ‘you’ in het refrein? [de jongen]
De tekst heeft ook nog een metaforische waarde. De boom waarover gezongen wordt, staat symbool voor een bedrogen man. Afhankelijk van de groep zou je dit nog kunnen bespreken.
Vertel de kinderen dat in de versie van PS22 tweestemmig wordt gezongen. Leg kort uit wat tweestemmig is (twee groepen zingen tegelijk een verschillende melodie) en geef de kinderen daarna de opdracht om tijdens het luisteren alle tweestemmige stukjes te onderstrepen in hun songtekst.
Voor je het gaat nabespreken, geef je een volgende luisteropdracht:
Tijdens de coupletten worden soms meerdere tonen op één lettergreep gezongen. Dit noem je melismatisch, zo’n groepje noten op één lettergreep heet een melisme. Vraag de kinderen in de coupletten de lettergrepen te onderstrepen waarop ze meerdere tonen horen.
Bespreek vervolgens beide opdrachten na.
De kinderen hebben nu beide versies van het nummer gehoord. Welke versie vinden ze het mooist? Waarom vinden ze dat? Sluit met deze vraag de luisteropdrachten af.
3. Zingen
Voor het zingen van ‘The Giving Tree’ gebruiken we de versie van PS22
Download hier de bladmuziek van The Giving Tree (zang met akkoorden)
Zelf begeleiden op gitaar?
Download hier de gitaarbegeleiding (tab)
3a. Aanleren van het lied
Refrein
De kinderen hebben het nummer nu al heel vaak gehoord. Leer de kinderen nu eerst het refrein aan volgens het weggeefprincipe: zing eerst de hele tekst zelf, en laat de leerlingen steeds de laatste zin ‘Settle down, build a home, and make you happy?’ zingen. Maak met handgebaren duidelijk wanneer de klas mag zingen.
Doe dit nog een keer. Laat de leerlingen daarna de laatste twee zinnen zingen en zing de rest zelf.
Daarna draai je de rollen om: de leerlingen zingen de zinnen die jij als leerkracht zong, en jij als leerkracht zingt de laatste twee zinnen. Je kunt hiermee ook variëren: bijvoorbeeld de meisjes zingen de eerste zinnen, de jongens de laatste zinnen of andersom. Zing daarna het hele refrein samen.
Couplet en bridge
Studeer nu de coupletten in. Projecteer de tekst en beluister als dat nodig is nogmaals het eerste couplet. Ga daarna zin voor zin het couplet instuderen. Spreek telkens één zin ritmisch voor en laat hem dan door de kinderen na-zeggen.
Spreek daarna de tekst van het couplet nogmaals helemaal ritmisch voor en laat de leerlingen het ritmisch naspreken. Laat de kinderen hierna het couplet met de opname meezingen. Gaat dit goed laat ze het dan met de karaokeversie proberen. Herhaal deze aanpak voor de bridge.
Laat de leerlingen proberen om de betekenis van het lied over te brengen als ze zingen. Hoe kunnen ze dat doen? Hoe kun je dat horen en zien? Waarom is dat belangrijk? Probeer verschillende dingen uit.
3b. Tweestemmig zingen
In het refrein zijn sommige stukjes tweestemmig. Tijdens de luisteropdracht heb je dit met de kinderen al onderzocht. Weten ze nog wanneer het tweestemmig klonk? Kunnen ze dat ook horen zonder dat ze met de (onderstreepte) songtekst meelezen?
Laat ze nog een keer het refrein horen (begint bij 0:46)
en telkens als het meerstemmig is hun hand opsteken. Weten ze ook nog wat meerstemmig is?
Vertel de kinderen dat ze nu de tweede stem van het refrein gaan leren. Laat de kinderen hun onderstreepte songtekst pakken.
Zet de opname aan waarop tijdens de tweestemmige stukjes alleen de tweede stem te horen is (opname B). De kinderen zingen alleen de niet-onderstreepte stukken mee (dit zijn de eenstemmige delen van de song). Doe dit twee keer.
Laat de kinderen daarna juist de onderstreepte stukken meezingen (de tweede stem) en de niet-onderstreepte delen, de eerste stem dus, niet.
Deel de klas daarna in twee groepen. De ene groep kinderen zingt de tweede stem (de onderstreepte stukken), de andere groep de eerste stem (niet-onderstreepte stukken). Doe dit een paar keer in verschillende groepen. Als de kinderen de tweede stem goed zelfstandig kunnen zingen, ga je de uitdaging aan en proberen jullie om de tweede stem samen met de tweestemmige opname (opname A) te zingen.
Gaat dit goed, zet dan de opname van alleen de eerste stem aan (opname C). Lukt het dan ook nog om de tweede stem te blijven zingen?
Op een volgend moment kun je de kinderen ook nog in twee groepen verdelen. Laat ze eerst met de tweestemmige opname meezingen zodat ze hun eigen stem nog kunnen horen.
Als dit goed gaat laat je ze met de karaokeversie oefenen. Het tweestemmige zingen kost tijd en bovenstaande lukt zeker niet in één les. Het is aan te raden dit over 3 tot 4 momenten te verdelen en vaak te herhalen. Dan gaat het zeker lukken!
Casper de Haas is vakleerkracht muziek op drie basisscholen in Gouda. Daarnaast volgt hij de Master Music Education according to the Kodály Concept aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag, schrijft muziek voor schoolmusicals en geeft gitaar- en basgitaarles. Daarnaast heeft Casper de Haas een YouTubekanaal met instructiefilmpjes, waaronder eentje over een les over The Giving Tree.