'Weg met fear-based learning'
Het is een leestip voor iedereen die muziekles geeft. Ook voor vakleerkrachten staan er waardevolle inzichten in. Dit boek van de koningin van het vragen stellen maakt onderdeel uit van een beweging die zij heeft opgezet. Musicus, muziekdocent en onderwijswetenschapper Suzan Lutke breekt een lans voor het innoveren van het muziekonderwijs, omdat de traditionele aanpak binnen het muziekonderwijs volgens haar toe is aan een grondige vernieuwing.
Muziek is geen wedstrijd, maar een manier om met elkaar en de wereld om je heen verbinding te maken, is haar stelling. In het boek staan naast antwoorden vooral veel vragen die Suzan Lutke aan de lezer stelt, en aan medemuzikanten die haar inspireren. De antwoorden van onder andere Carlo Balemans en Tet Koffeman zijn ook te beluisteren via de podcast die bij het boek hoort. Centraal staat de vraag: Hoe geef je in deze tijd inspirerend muziekonderwijs dat past bij de veranderingen in de maatschappij?
De digitale revolutie, de onderlinge versmelting van de kunstvakken en het opdrogen van subsidies binnen de amateurkunst zijn uitdagingen van deze tijd die door iedereen op een andere manier worden bekeken. Tijdens het luisteren en lezen word je zelf ook uitgedaagd om antwoorden te geven op de vraagstukken. Leuk detail: elk hoofdstuk begint met een inspirerend muziekfragment (zelf de podcast even aanzetten via Spotify).
Legoplaat
Lutke doet gedurfde uitspraken over het muziekonderwijs zoals het vroeger was en zoals het naar haar idee nog steeds wordt vormgegeven, zowel aan amateurs als op conservatoria. Ze richt zich daarom expliciet tot iedereen die bezig is met muziekeducatie.
Als lezer moet je zelf de vertaling maken naar je eigen lespraktijk. Lutke vindt dat er vaak sprake is van fear-based learning, waarbij de leerling precies en bijna slaafs moet voldoen aan de verwachting van de leraar, in de structuur van meester-gezel. In deze vorm komt het ware nut van muziek niet aan het licht. De leerling is bang om fouten te maken, wordt niet uitgedaagd om zijn eigenheid in de muziek te verwerken en er is geen sprake van creativiteitsontwikkeling. Muziek kan een kwestie worden van techniek, een wedstrijd: wie kan het snelst, het zuiverst spelen? Wie heeft zijn diploma al behaald?
Hoewel hier gechargeerd, is angst een wezenlijk probleem in de muziekwereld. Kijk maar naar de hoeveelheid muzikanten die bètablokkers slikken om de zenuwen te bedwingen voordat ze het podium betreden; Suzan Lutke vindt dit te wijten aan dit type onderwijs. Zij roept op om dit systeem overboord te gooien en verder te gaan met een meester-gezel 3.0 structuur. De leerling wordt in dat geval niet gestuurd, maar uitgenodigd om via muziek ‘in de wereld te komen’.
Creativiteitsontwikkeling komt nadrukkelijk wel aan bod en de meester heeft oog voor de eigenheid van de leerling. De basis is ‘leer mij het zelf te doen’, naar Maria Montessori. Lutke roept iedereen die muziekles geeft op om te bouwen aan een fundament waarop je je eigen betekenisvolle, leerlinggerichte muziekonderwijs kunt baseren zoals je op een legoplaat met verschillende blokjes een mooie constructie kunt maken.
Lutke noemt een paar uitgangspunten waarop de muziekdocent zijn onderwijs kan vormgeven, maar blijft weg van concrete invulling van het onderwijs, dat is aan de docent. De autonomie en eigenheid van de leerling vormen de basis van het fundament.
Op de schouders van reuzen
Als onderwijswetenschapper raakte Suzan Lutke voornamelijk geïnteresseerd in de leertheorieën van Vygotsky en Dewey. Vygotsky bedacht het ‘ontwikkelingsgerichte onderwijs’: als je ‘de zone van naaste ontwikkeling’ van een kind aanspreekt, bied je het kind stof aan die nog nét iets te moeilijk is; het kind is met de juiste hulp in staat om die volgende stap in zijn ontwikkeling te zetten.
Tijdens een zangles ziet het er bijvoorbeeld zo uit: de eerste keer zing je een lied voor, de tweede keer zing je met het kind mee om te ondersteunen. Stap voor stap zingt het kind steeds zelfstandiger en kan het uiteindelijk ook de moeilijke stukken van het lied technisch goed zingen zonder hulp van de docent. De focus van de docent is bij het kind: welke stukken gaan al goed? Welke opdrachten maken de moeilijke stukken behapbaar?
De tweede inspirator voor de ‘legoplaat’ van Lutke is Dewey: een pragmaticus. Zijn idee is: je leert door te doen en door daarop te reflecteren. Onderwijs moet betekenis hebben voor de leerling, er moet samenhang zijn in het curriculum. Het onderwijs heeft niet als doel om allemaal dezelfde productieve burgers voort te brengen die hetzelfde kunnen. Het is de taak van het onderwijs om de unieke eigenschappen van elk individu naar boven te halen. De maatschappij heeft baat bij creatieve, kritische en zelfstandige mensen.
Lutke pleit ervoor dat de leerling samen met de leraar de doelen stelt en de route bepaalt. De stappen zijn niet alleen van de leerstof afhankelijk maar vooral van het karakter, de voorkeuren en de kwaliteiten van de leerling. De leerling staat centraal. Het is de taak van de leraar om de verbeelding van de leerling te stimuleren.
Lessen van Lutke
Het boek biedt nadrukkelijk geen kant-en-klare methode voor muziekonderwijs maar formuleert wezenlijke lessen die je als muziekdocent direct kunt vertalen naar je eigen praktijk.
1. Rolmodelschap
Volgens Suzan Lutke ben je als leraar in de eerste plaats een voorbeeld voor de leerling en heb je vier belangrijke taken:
- Modelleren (stukken voorspelen en voorbeelden uit de wereld aanreiken door bijvoorbeeld boekentips te geven en filmpjes te laten zien op YouTube).
- Ondersteunen: je bouwt een steiger voor de leerling, speelt mee, geeft tips.
- Naar de achtergrond gaan: je geeft de leerling steeds meer verantwoordelijkheid.
- Coachen: samen met de leerling doelen bepalen en de juiste vragen stellen om de leerling te ondersteunen in het bereiken van die doelen.
2. Growth mindset versus fixed mindset
Geef kinderen complimenten op basis van hun ontwikkeling; vergelijk kinderen niet met elkaar maar met zichzelf: benoem wat ze nu kunnen ten opzichte van wat ze eerder nog niet konden. Muziekeducatie niet baseren op “jij hebt talent dus jij kunt dat” maar: iedereen heeft talenten die ontwikkeld kunnen worden door de goede mindset en omgeving. Als muziekdocent speel je hierin een cruciale rol.
3. Stop met straffen en belonen
Straffen en belonen moet stoppen, want gedrag is weliswaar voor een deel te managen via dit systeem, maar intrinsieke motivatie niet. Het is jouw rol als leraar om de blokkades op te heffen die de intrinsieke motivatie van de leerling in de weg zitten. Uiteindelijk maak je jezelf overbodig en kan de leerling zichzelf ontwikkelen. Iedereen heeft behoefte aan autonomie, meesterschap en verbondenheid.
In het boek staat niet beschreven hoe je dit in de praktijk brengt. Dat is nogal een uitdaging want het is erg lastig om helemaal weg te blijven van straffen en belonen, zeker als het gaat om een actieve houding in de muziekles. Vooral als kinderen moeite hebben met techniek of theorie en daardoor dreigen af te haken. Daar zul je zelf creatieve oplossingen voor moeten verzinnen.
4. Wees je bewust van het Pygmalion-effect
Het is bewezen dan mensen zich gedragen naar de verwachting die men over ze heeft.* Een docent geeft alle leerlingen een 10 en laat ze vervolgens een brief aan hem schrijven die begint met: “Ik verdien een 10 omdat …” om inzicht te krijgen in hun drijfveren. Op die manier laat je zien dat je vertrouwen hebt in de leerling en geef je ze verantwoordelijkheid over hun eigen leerproces.
5. Eerst spelen, dan pas theorie
Een open deur misschien, maar in een muziekles moet vooral veel muziek gemaakt worden. De goede volgorde is: spelen, dan pas theorie. Muziek is als het leren van een taal. Door het te spreken in het land van herkomst leer je een taal veel sneller dan wanneer je droog woordjes leert van een lijst. De context en totale ervaring is belangrijk.
Leeftijdsgenoten kunnen als voorbeeld dienen in groepslessen. Groepslessen doen recht aan de hele muzikale taak: samen muziek maken. Muziekonderwijs zou eruit moeten zien als één grote muziekspeeltuin, een plek waar je kunt ontdekken wat je leuk vindt. Wederom word je als lezer uitgedaagd om hier zelf invulling aan te geven.
6. Toetsen, van summatief naar formatief
Er zijn twee manieren om te toetsen. Summatief, waarbij je kennis controleert. Weet je wat een kwartnoot is? Wat is het verschil tussen legato en staccato? Maar je kunt ook toetsen om de leerling bewust te maken van zijn eigen leerproces. Waar kan en wil je naartoe? Waar sta je nu? In dat geval gaat het om formatief toetsen: evalueren om te leren. Zo’n examen kan in de vorm van een concert of portfoliopresentatie, bijvoorbeeld met filmpjes.
Dit heeft veel meer waarde dan een muziekexamen waarbij alleen de kennis wordt getoetst, vindt Lutke. Voor leerlingen kan een eindpresentatie (live of digitaal) heel stimulerend zijn. Denk als docent eens na over welke doelen de leerlingen in een ideale situatie halen op school.
7. Je hoeft het niet allemaal te weten
De kern van het werken aan de zone van naaste ontwikkeling is dat je het jezelf als muziekdocent mag toestaan iets niet te weten. Je houdt geen controle, maar contact. Wees geïnteresseerd in je leerling als individu.
Dit boek sluit aan bij deze tijd, waar muziek weer een plek krijgt in het onderwijs, mede dankzij initiatieven als Méér Muziek in de Klas en de Muziekimpuls. In dat onderwijs is door de jaren heen veel veranderd, onder andere door de digitale mogelijkheden. Het onderwijs mag niet los staan van het leven, het is de bedoeling van onderwijs om kinderen ‘de wereld in’ te helpen en deze te begrijpen. Muziek is een van de mooiste manieren om dat voor elkaar te krijgen.
Als de muziek er al is
Suzan Lutke
Omslag en opmaak Edwin Smets
Uitgeverij Coutinho, Bussum 2019
ISBN 978 90 469 0702 3
Prijs €22,50
Reacties
Reactie toevoegen