Tijd voor tijd

Auteur: 
José Retra
Foto's: 
metLEV-fotografie
Verschenen in Pyramide: 

Muziek en beweging zijn één. Je kunt geen muziek maken zonder te bewegen. Jonge kinderen bewegen anders dan volwassenen. Ze zijn in de groei, hebben kortere benen en armen, een ander tijdsbesef en daarom andere tempi dan volwassenen: persoonlijke tempi die bijna altijd sneller zijn. In de maat bewegen is afhankelijk van een aantal dingen, waaronder als belangrijkste het aansluiten bij het persoonlijke tempo van de kinderen.

Welke tempi bied je aan in je muziekles, waarom juist die tempi en hoe kies je die? Hoe creëer je je muzikale aanbod zodat de kinderen in hun bewegingsresponses mee kunnen doen en kunnen laten zien dat ze “het (impliciet) snappen”?

Tijdens een activiteit in een les zag ik dat twee meisjes van 2,5 jaar mooi in de maat mee trommelden met het liedje 'Tam Tam'. Het tempo was spontaan ontstaan doordat een van de twee meteen begon met trommelen toen ze een trommel kreeg en wij – het andere meisje, de ouders en ik – mee gingen doen.

Terwijl we samen trommelden, begon ik het liedje 'Tam Tam' te zingen in hetzelfde tempo waarin we al bezig waren. De ouders zongen mee en de meisjes waren aan één stuk door in de maat aan het trommelen. Ik had ook een arrangement gemaakt van het liedje met een virtuele fanfare, en die had ik op cd.

Na enige tijd zette ik de cd op om de activiteit te herhalen, dit keer met een muzikale begeleiding. Dat liep dus volledig in de soep want het tempo van 'Tam Tam' op de cd was veel lager dan het spontane tempo dat we de eerste keer zonder cd hadden genomen.

De meisjes gingen staan en zitten en vooral verzitten, draaiden de trommels, probeerden grote en kleine bewegingen, en gaven het uiteindelijk op. Ze hadden net heerlijk in de maat getrommeld en nu was het onmogelijk om het tempo te pakken te krijgen.

Tempo

Onderzoek uit de jaren tachtig van de vorige eeuw liet al zien dat de mogelijkheden van kinderen om in de maat te reageren drastisch verbeteren als rekening wordt gehouden met hun persoonlijke tempi.

Nu gaat het niet over exacte tempi uitgedrukt in een metronoomcijfer of ‘goede’ tempi. Het gaat over tempi die gemiddeld sneller zijn dan veel volwassenen zouden gebruiken. De ritmische bewegingsmogelijkheden van de kinderen in de groep geven aan wat een passend tempo is voor een bepaalde muziek activiteit. Door observatie tijdens een activiteit kun je aansluiten bij een gemiddelde van de tempi die je ziet.

In de muziekles voor kinderen van 4 maanden tot 4 jaar bieden we activiteiten aan die de kinderen de gelegenheid geven hun ritmische basisvaardigheden te vergroten. Om dit te bereiken is het de bedoeling dat de kinderen meedoen met de aangeboden muzikale bewegingen. Dit kan bijvoorbeeld zijn: klappen, stampen, lopen, marcheren, tikken. Aan de ritmische bewegingen die de kinderen maken, kunnen we zien of zij met het aangeboden tempo kunnen meedoen of dat we het tempo moeten bijstellen.

Een ‘activiteit’ in de muziekles aan heel jonge kinderen bestaat uit een liedje waaraan een beweging gekoppeld is en eventueel een object. Dit object kan speelgoed zijn, muzikaal materiaal of een instrument geschikt voor jonge kinderen. Annie Langelaar, muziekpedagoog en medeoprichtster van de Gehrelsvereniging, zegt hierover het volgende:

“Peuters en kleuters nemen een lied in zich op als een totaliteit, dat wil zeggen tekst, ritme, melos, toonhoogte en spelvorm vormen een eenheid (waarbij de spelvorm het tempo bepaalt).” 

Een peuterlied moest volgens Langelaar bepaalde kenmerken hebben om geschikt te zijn voor muziekles aan peuters. Als eerste vereiste noemde zij de koppeling van beweging aan een liedje:

“Het is functioneel, dat wil zeggen, de kinderen zijn er motorisch bij betrokken [...].” 

De hele activiteit vindt plaats in een bepaalde tijdspanne: de muzikale-tijd, de tijdstroom. Deze tijd is begrensd, het liedje heeft immers een begin en een einde en daarbinnen kunnen de kinderen met beweging reageren op de muziek met wat de docent verder nog aanbiedt*.

We kunnen zelfs zeggen dat de kinderen de tijdstroom co-creëren door hun bewegingen. Deze zich herhalende ritmische bewegingen – tikken, stampen, klappen, enzovoorts – zorgen voor de onderliggende puls en die puls creëert de tijdstroom. Bovendien kan de docent aan hun bewegingen zien of het aangebodene overkomt bij de kinderen.

Een muzikaal doel voor een activiteit is bijvoorbeeld het bevorderen van het maatgevoel. Belangrijk is dat de evaluatie van het bereiken van dit doel niet in termen van een resultaat maar van een proces wordt geformuleerd. Om dit muzikale doel te bereiken is het nodig dat de kinderen hun bewegingen kunnen synchroniseren met het aangeboden tempo, anders ontstaat bij hen waarschijnlijk niet het gevoel dat er iets interns gelijk loopt met iets externs.

Muzikale doelen – een voorbeeld

De activiteit Mama beer en baby beer is meestal een hit in de Voorschoolse Muziek Educatieles vanwege de aantrekkelijke motorische uitdaging: op een bepaald moment in de muziek één been optillen en balanceren. Temporeel gezien is deze activiteit een uitdaging want het ‘eigen tempo’ van het liedje 'Mama beer en baby beer' – dat wat prettig zingt – is soms anders dan het persoonlijke looptempo van de kinderen.

Dit zal bij meer liedjes zo zijn die gebruikt worden in de muziekles. Bij de keuze voor een bepaald liedje moet de docent dus drie dingen gelijktijdig in de gaten houden: past het liedje bij het muzikale doel van de activiteit; welk tempo past bij de bewegingen die de kinderen krijgen aangeboden; past dat tempo bij het liedje zelf. Door observatie kan een docent weten welke tempi geschikt zijn voor de kinderen.

Het liedje dat hoort bij de activiteit Mama beer en baby beer heeft twee timingsmomenten**: het optillen van ‘een poot’ en het neerzetten van ‘een poot’, waarbij het tweede timingsmoment de meeste nadruk krijgt omdat er een contactoppervlak is: de vloer. De beweging heeft dan een klinkend effect dat gevoeld kan worden. Dit timingsmoment zou het primaire muzikale doel van de activiteit kunnen zijn. De synchronisatie – lopen in de maat – het secundaire muzikale doel.

Activiteit muzikaal didactisch onderbouwen

Verschillende bewegingen blijken verschillende persoonlijke tempi te hebben. Als een liedje te langzaam is om goed met een bepaalde beweging mee te kunnen doen, helpt het niet om het liedje dan maar te versnellen. Behalve van het eigen tempo van het liedje zelf (zie boven) hangt het ook af van de beweging(en) en het muzikale doel van de activiteit.

Als we bijvoorbeeld 'Slaap kindje slaap' zouden versnellen zodat de kinderen kunnen meeklappen, dan slaan we de plank mis. Het liedje klinkt dan absurd en schiet zijn eigen doel – slaperig worden – voorbij.

Hoe bied je de beweging aan? Welke objecten gebruik je? Past het doel bij de beweging en het eventuele object? Of andersom: past de beweging en het eventuele object bij het doel? Kortom, de samenstelling van een activiteit moet muzikaal didactisch onderbouwd zijn. Dit is een onderdeel van de lesvoorbereiding.

Herhaling/herhaling

Er is veel herhaling nodig voor de kinderen zodat ze kunnen ervaren hoe op tijd te zijn met een klap, een tik, een stamp met ‘een poot’ etcetera tijdens een activiteit – met andere woorden, om te kunnen anticiperen – en om de bewegingen te synchroniseren met de maat.

Herhaling zorgt ervoor dat de kinderen ervaren welke beweging waar moet komen in de tijdstroom. De kinderen kunnen de aangeboden bewegingen op hun eigen manier uitvoeren. Bijvoorbeeld als kinderen met de maat meetikken met claves, zul je zien dat ze soms even stoppen met tikken en dan weer doorgaan. Soms slaan ze zelfs een rondje van het liedje over.

Dit komt omdat het continueren van een beweging zoals aan één stuk door tikken, een motorische ontwikkelingskwestie is.

Hebben de kinderen met veel herhaling in hun eigen tempo het overeenkomen van een intern tempo met een extern tempo kunnen ervaren, dan kunnen ze daarna in nieuwe activiteiten ook bewust afwijken van hun persoonlijke tempo en synchroniseren met andere tempi.

Coda

Om de muzikale groei van jonge kinderen te ondersteunen is het van belang in de muziekles te kiezen voor het tempo dat past bij hun fysieke mogelijkheden. Het is daarom aan te bevelen om tijdens een activiteit te observeren en te evalueren en indien noodzakelijk het aangeboden tempo bij te stellen op basis van wat de kinderen laten zien. Neem daarom de tijd om tijd te geven om bij de tijd te blijven.

*
Bewegingen
door de kinderen zelf geïnitieerd zijn uiteraard ook waardevol, in het korte bestek van dit artikel bespreek ik alleen bewegingen die aangeboden worden door de docent.
**
Ondanks
dat het een anglicisme is, geef ik hier de voorkeur aan de term ‘timingsmoment’ boven het gebruikelijke ‘reactiemoment’. Een ‘moment van reactie’ geeft niet aan dat het specifiek een muzikale reactie is noch een reactie op iets. In dit woord maakt de term ‘timing’ duidelijk dat het hier om een muzikale intentionele respons gaat.

Een respons op iets dat wordt aangeboden, een intentionele respons omdat het ‘te doen’ is: de docent biedt iets aan wat de kinderen kunnen. Bovendien is een respons in dit geval intentioneel omdat er anticipatie bij komt kijken. Imiteren betekent: nadoen, dit komt per definitie ná het voorbeeld. In de muzikale tijdstroom dus te laat. Om op tijd te zijn met een handeling in de tijdstroom is het van belang dat de kinderen in de les door herhaling de kans krijgen om te anticiperen.

Klik op de link voor de liedjes:

Terug naar boven

José Retra (PhD) is muziekpedagoge en componiste. Zij heeft haar onderzoek op conferenties gepresenteerd en houdt zich bezig met muzikaal pedagogische theorievorming.

Inschrijven voor de nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwbsrief en ontvang onregelmatig nieuws over muziekeducatie, liedjes, lessen, professionaliseringsdagen, Gehrels Muziekeducatie en De Pyramide.