- Twee emmertjes water halen
- Wie gaat er mee
- Parapluutje, parasolletje
- Ik zou zo graag
- Ik ben geboren in Frieseland
Schoolplein anno 2020
Kinderen op het klimrek, kinderen in de zandbak, kinderen met een bal rondom de tafeltennistafel, kinderen op driewielers, op skates, rondom een knikkerpotjestegel, met een bal bij een muur. Dagelijks spelen de kinderen buiten, weer of geen weer, ze spelen en verzinnen hun eigen spelletjes. Wat dat betreft is het niet anders dan vroeger en niet anders dan in andere landen.
Inmiddels ben ik met mijn zestig jaar zelf een oude juf. Ik zat op een basisschool waar we minstens tweemaal per dag zongen, misschien was het daarom dat we ook op het schoolplein veel zangspel deden? Bij het touwtje springen en elastieken, met een bal tegen de muur. Zelfs verstoppertje had een muzikaal element in zich.
Wat me in Zuid-Afrika en Zuid- en Oost-Europa opvalt, is dat daar veel meer wordt gezongen op het schoolplein dan in Nederland. Vrolijke kinderstemmen hoor ik genoeg op de schoolpleinen waar ik geregeld langs fiets. Zang hoor ik nooit. Dat is iets van ‘vroeger’ en het is jammer dat dat verloren is gegaan. Tijd voor een herintroductie!
Kinderzang en Kinderspel
Voor het schrijven van deze les heb ik de drie deeltjes 'Kinderzang en Kinderspel*' tevoorschijn gehaald. Mijn moeder had ze nodig voor haar opleiding tot schooljuffrouw aan de kweekschool in Groningen.
Het was een feest van herkenning: zoveel van deze zangspelletjes heb ik als kind op de basisschool gedaan. Ik vermoed dat onze meester (ik had van 3e tot en met 6e klas dezelfde) ons in de gymzaal een groot deel ervan geleerd heeft, waarna we ze spontaan op het schoolplein speelden. Ik heb er voor deze les vijf uitgekozen waar ik goede herinneringen aan heb.
Twee emmertjes water halen
Het liedje ‘Twee emmertjes water halen’ is nog alom bekend, waarschijnlijk ook bij de kinderen, laat ze dan lekker zelf zingen bij de karaokeversie van het lied. Minder bekend is de spelvorm. De kinderen staan in twee rijen tegenover elkaar. Elk kind heeft dus een partner tegenover zich.
Laat de kinderen uit één rij hun armen gestrekt naar voren houden. De kinderen uit de andere rij houden hun armen gekruist en gestrekt naar voren. Nu pakken ze elkaars handen vast. Zonder deze instructie gaat het bij (jonge) kleuters vaak fout doordat ze allen hun handen willen kruisen. Als het kruisen van handen te veel problemen oplevert, kun je de kinderen ook ongekruist de handen vast laten houden.
Tijdens het eerste deel van het lied, tot aan: van je ras ras ras, ‘pompen’ de kinderen door hun armen heen en weer te bewegen terwijl ze elkaars handen vasthouden. Dan laten de kinderen hun handen los, behalve het paar aan kop, en gaan de rijen een stap achteruit om ruimte te maken voor het paar aan kop. De kinderen in de rijen klappen in hun handen.
Het paar aan kop gaat heen en weer terug in zijwaartse galoppas, of zijwaarts lopend als galop te moeilijk is, terwijl ze elkaars handen vasthouden. Als ze weer vooraan in de rij zijn, laten ze elkaars handen los en lopen buiten de rijen langs naar het eind. Nu staat er een nieuw paar aan kop en begint het spel opnieuw.
Opmerkingen
Oefen het lied voordat je het dansspel aan gaat leren. Op een schoolplein is meestal voldoende ruimte om de rijen steeds een eindje te laten opschuiven. In een speelzaal is dit lastiger. Laat dan de rij, na een paar coupletten, weer terug schuiven.
De kopkant van de rij is de kant waar de muziek vandaan komt (het orkest, de geluidsopname), of, als er geen muziek is, waar de docent staat. Dit is een internationale afspraak in de danswereld, jong geleerd is oud gedaan.
Wie gaat er mee
Wie gaat er mee
Het eenvoudige liedje en kringspel ‘Wie gaat er mee?’ is geschikt voor peuters en kleuters. Voor je het spel begint, vraag je de kinderen om wat dieren te noemen. Laat daarna een kind een dier uitbeelden.
Let daarbij op de bewegingskwaliteit: “Zie je hoe voorzichtig Leo zijn voeten neerzet? Hij lijkt wel een echte sluipende leeuw.” Of: “Vera fladdert als een vlinder en soms zit ze stil alsof ze nectar uit een bloem haalt.” Als een kind als een olifant alleen maar stampt en zijn ‘slurf’ heen en weer beweegt kun je vragen: “Hoe pakt de olifant het eten van de grond?” Of: “hoe krijgt die olifant die vervelende vlieg van zijn rug?” Door aandacht voor de bewegingskwaliteit leg je een basis voor bewegingsrijkdom.
Dan nu het spel: De kinderen staan in de kring. Eén kind staat, zit of ligt in het midden en beeldt een dier uit. Hij zegt van tevoren welk dier dit is, bijvoorbeeld een hond. De kring danst tijdens het lied tegen de klok in (= dansrichting). Aan het eind van het lied staan allen stil en blaft ‘de hond’. Alle kinderen blaffen hem na.
Een volgend kind mag erbij komen in de kring, zij beeldt bijvoorbeeld een bij uit. De hond blijft hond. Aan het einde van dit couplet zoemt het bijenkind, allen zoemen na, daarna blaft het hondenkind en allen blaffen dat na. Zo groeit de dierenstapel.
De dieren laten hun stem horen in omgekeerde volgorde dan waarin ze binnen de kring gekomen zijn. Tot slot zing je: 'En daar wonen zoveel kinderen'. Na ‘Victoria’ roep je samen met de kinderen: Hoera!!
Parapluutje, parasolletje
Parapluutje, parasolletje
Nodig: minimaal één kinderparaplu. Voor een klas van ongeveer 24 kinderen is het leuk om drie á vier parapluutjes te hebben. Het liedje 'Parapluutje, parasolletje' is vaak nog wel bekend, en nog erg leuk voor de kleuters. Hierbij een eenvoudig spel dat op een regenachtige dag in het speellokaal gespeeld kan worden.
De kinderen staan in een kring, de kinderen met opengevouwen parapluutjes lopen binnen de kring. Op Pardon stoppen ze voor een kind en geven het parapluutje aan dat kind. Kinderen die al een beurt hebben gehad doen een stapje naar achteren of gaan zitten in de kring. Zo krijgt iedereen een beurt.
Ik zou zo graag
Ik zou zo graag een koeiken kopen
Complete tekst
A: 1. Ik zou zo graag een koeiken kopen! Anne-Marie, Marie, Katrien!
Ik zou zo graag een koeiken kopen! Anne-Marie, Katrien!A: 2. Wat ga je met dat koeiken doen? Anne-Marie, Marie, Katrien!
Wat ga je met dat koeiken doen? Anne-Marie, Katrien!B: 3. Melken! Melken! Anne-Marie, Marie, Katrien.
Melken! Melken! Anne-Marie, Katrien.A: 4. Wat ga je met die melk doen? Anne-Marie, Marie, Katrien.
Wat ga je met die melk doen? Anne-Marie, Katrien.B: 5. Pap maken! Pap maken! Anne-Marie, Marie, Katrien.
Pap maken! Pap maken! Anne-Marie, Katrien.A: 6. Wat ga je met die pap doen? Anne-Marie, Marie, Katrien.
Wat ga je met die pap doen? Anne-Marie, Katrien.B: 7. Roeren! Roeren! Anne-Marie, Marie, Katrien.
Roeren! Roeren! Anne-Marie, Katrien.A: 8. Wat neem je dan voor lepel? Anne-Marie, Marie, Katrien.
Wat neem je dan voor lepel? Anne-Marie, Katrien.B: 9. Een koeiesteert! Een koeiesteert! Anne-Marie, Marie, Katrien.
Een koeiesteert! Een koeiesteert! Anne-Marie, Katrien.B: 10. Boerenpap! Boerenpap! Anne-Marie, Marie, Katrien.
Boerenpap! Boerenpap! Anne-Marie, Katrien.A: 11. Wat ga je met die boerpap doen? Anne-Marie, Marie, Katrien.
Wat ga je met die boerpap doen? Anne-Marie, Katrien.B: 12. Kermis houden! Kermis houden! Anne-Marie, Marie, Katrien.
Kermis houden! Kermis houden! Anne-Marie, Katrien.
De kinderen staan in twee rijen tegenover elkaar, met het gezicht naar elkaar toe. Om beurten dansen de rijen een couplet. De dansende rij gaat vier stappen naar voren en vier stappen terug, dit wordt herhaald. Bij het volgende couplet is de andere rij aan de beurt.
Ik ben geboren in Frieseland
Ik ben geboren in Frieseland
Het liedje ‘Ik ben geboren in Frieseland’ is een klapspel. Kinderen vanaf een jaar of 5 die ervaring hebben met klapspellen kunnen de officiële versie uitvoeren, voor jongste kleuters en kinderen zonder ervaring heb ik een eenvoudige variant beschreven.
Voorbereiding
Leer eerst het lied aan. Het lied kent meerdere coupletten, maar de tijden zijn veranderd, tegenwoordig zullen we die niet allemaal meer zingen met jonge kinderen. Ga vooral lekker aan de gang met het verzinnen van eigen coupletten.
Bijvoorbeeld over speelgoed: Ik heb geen knikkers en voetbal meer. Of over vervoersmiddelen: Ik heb geen auto en fietsje meer.
Voor het spel staan de kinderen twee aan twee tegenover elkaar. Het klappen gaan als volgt:
- bij Ik: klappen zij in hun eigen handen;
- bij ben: gaan de rechterhanden tegen elkaar;
- bij ge-: klappen zij in hun eigen handen;
- bij boren: gaan de linkerhanden tegen elkaar.
Dit klapmotief herhalen zij tot het refrein:
- bij jampot, jampot: klappen zij alsof ze met bekkens slaan (met platte handen langs elkaar heen schuivend)
- bij likke likke lik: doen zij drie klappen tegen elkaars handen
- bij En daarom ben ik doen zij het klapmotief van het begin, maar op hier klappen ze tegen elkaars handen.
Eenvoudige variant
In plaats van ‘klap eigen handen, klap partner rechts, klap eigen handen, klap partner links’, wordt het: ‘klap eigen handen, klap beide handen partner’.
Saskia Beverloo is docent Muziek-op-Schoot, Spelen-met-Muziek en AMV, en, in de zomer, movement instructor in Utah, VS. Samen met Tineke Vlaming schreef zij: Voor alles een liedje. harlekijntje.nl; vooralleseenliedje.nl