Muziek haal je in je hoofd

Auteur: 
Eva Waanders en Laurien Hakvoort
Verschenen in Pyramide: 

Een muziekdocent in het primair speciaal onderwijs heeft andere doelstellingen te verwezenlijken dan een muziekdocent in het reguliere basisonderwijs. Eva Waanders maakte een muziekmethode gericht op verbetering van de executieve functies, paste die toe en schreef er een scriptie over. Dit artikel is een bewerking van de scriptie.

Het beroep van de orthopedagogische muziekdocent ligt op het snijvlak van muziekdocent en muziektherapeut. De nadruk van muziekles in het speciaal onderwijs ligt meestal op de ontwikkeling van buitenmuzikale vaardigheden. De orthopedagogisch muziekdocent verbindt kennis over de problemen van de leerlingen aan de ontwikkelingsdoelen van het kind en kijkt hoe de muziekles daarop kan worden ingericht.

De daarvoor benodigde competenties zijn ook goed te gebruiken binnen het reguliere basisonderwijs, waar steeds meer kinderen komen die extra ondersteuning nodig hebben, vanwege de wet Passend Onderwijs.

Veel problemen bij kinderen binnen het speciaal basisonderwijs komen voort uit verstoorde executieve functies, denk aan aandacht-, impulsiviteit- en aanpassingsproblemen bij Autisme Spectrum Stoornis (ASS) of de stoornis AD[H]D: aandachttekort met of zonder hyperactiviteit (APA, 2013). Dit artikel focust op hoe je als muziekdocent je lessen zo kunt vormgeven dat je verschillende executieve functies bij de kinderen stimuleert.

Executieve functies

Executieve functies zijn cognitieve vaardigheden1 die ons helpen beslissen waar we onze aandacht op richten en welke activiteit of taak we uitvoeren en wanneer. Executieve functies zijn belangrijk voor planning, voor het leren en gebruiken van taal en sociaal gedrag (Dawson & Guare, 2009). Het zijn de functies die zorgen dat de mens zichzelf kan aansturen en doelen kan behalen (Thaut & Gardiner, 2014).

Dawson en Guare (2009) onderscheiden onder andere de volgende executieve functies:

  • nadenken voordat je iets doet = responsinhibitie
  • informatie in je geheugen houden bij het uitvoeren van (complexe) taken = werkgeheugen
  • emoties reguleren om doelen te behalen of gedrag te controleren = emotieregulatie
  • aandacht op een taak gericht houden = volgehouden aandacht
  • op tijd en efficiënt aan een taak beginnen = taakinitiatie
  • een plan van aanpak maken en beslissen wat belangrijk is = planning/prioriteiten stellen
  • informatie en materialen ordenen en blijven controleren = organisatie 
  • aanpassen aan veranderingen, hanteren van tegenslag = flexibiliteit

De belangrijkste onderontwikkelde executieve functies bij kinderen tussen zes en twaalf jaar met bijvoorbeeld ASS zijn (cognitieve) flexibiliteit, werkgeheugen en planning (Geurts, et al., 2004). Bij kinderen met ADHD is dat vaak responsinhibitie (Oosterlaan, Hoekstra & van der Hoofdakker, 2015). Bij mensen met ASS of ADHD worden waarnemingen via zintuigen vertaald naar chaotische signalen in de hersenen; prikkels worden heviger of juist sterk verminderd ontvangen.

Daardoor is het enorm lastig om reacties op die ontvangen prikkels te reguleren (Geurts, et al., 2004). Niet alle kinderen met deze klachten krijgen een leerachterstand. Dat gold wel voor de kinderen waarmee in dit onderzoek is gewerkt. Uit een meta-analyse blijkt dat stimulering van executieve functies vaak samengaat met vermindering van leerachterstanden (Jacob & Parkinson, 2015).

Muziek en executieve functies

Levitin en Tirovolas (2009) vatten twintig jaar expermimenteel onderzoek samen uit de neurologische psychologie waarbij hersenscantechnologie is gebruikt en muziek het onderwerp is. Zij stellen dat uit deze onderzoeken naar voren komt dat muziek waarnemen invloed heeft op hersengebieden die betrokken zijn aandacht, geheugen, kunnen categoriseren, voorspellen, plannen en communiceren en op emoties.

In iedere muziekles wordt onbewust aan executieve functies gewerkt. Door informatie en prikkels uit de omgeving waar te nemen, te selecteren en met elkaar te combineren, kan iemand bijvoorbeeld het verschil tussen hard en zacht horen en de bewegingen van het lichaam grotendeels besturen (Beets-Kessens, et al., 2003).

Muziek kan helpen deze taken in de hersenen te versterken (Thaut, 2005). Muziek maken en naar muziek luisteren verbetert bovendien de integratie tussen de twee hersenhelften, en deze integratie vormt zich actief tijdens de kindertijd. Als de hersenhelften beter samenwerken, is dat goed voor de executieve functies.

Daarom is het goed om kinderen te laten musiceren en naar muziek te laten luisteren (Steele, Bailey, Zattore & Penhune, 2013). Door te begrijpen hoe muziek en/of muzikale opdrachten executieve functies beïnvloeden, kan een muziekdocent deze executieve functies in de les herkennen en activeren.

Responsinhibitie en aandacht

Uit onderzoek blijkt dat responsinhibitie en aandacht de twee belangrijkste functies zijn die via muziek kunnen worden getraind. Rond 1990 ontdekten neuropsychologen dat patiënten die problemen hebben met hun motoriek, effectief geholpen kunnen worden met ritme-oefeningen.

Recenter onderzoek laat zien dat ritme-oefeningen ook helpen bij herstel of verbetering van cognitieve vaardigheden (en ook taal- en spraakvaardigheden). (Thaut en Gardiner, 20142) Kim, Wigram en Gold (2008) onderzochten het effect van verschillende soorten achtergrondmuziek op de volgehouden aandacht van kinderen met ASS.

Met achtergrondmuziek konden deze kinderen veel langer hun aandacht richten op afbeeldingen dan zonder. Ook nam ongepast gedrag af wanneer de kinderen met muziek werden gestimuleerd.

Een andere opvallende bevinding is dat dezelfde soort achtergrondmuziek niet altijd hetzelfde effect heeft. In een onderzoek van Kalas (2012) bleek dat kinderen met ernstige vormen van ASS een taak waarbij volgehouden aandacht nodig is, veel beter uitvoerden wanneer eenvoudige muziek (muziek met duidelijke, voorspelbare patronen) op de achtergrond klonk dan wanneer complexe muziek klonk (muziek met meer variatie en minder voorspelbaar verloop).

Bij kinderen met milde vormen van ASS was het omgekeerde het geval: zij hielden hun aandacht beter vast als er complexe muziek klonk.

Muziekmethode

Gebruikmakend van deze kennis is de muzieklesserie ‘Muziek haal je in je hoofd’ ontwikkeld (Waanders, 2017a & b). De lessenserie is geschikt voor speciaal onderwijs en voor reguliere groepen 1-2 en 3-4. Bij het ontwerpen van de liedjes en de lessen is rekening gehouden met de ‘normale’ belevingswereld van leerlingen van deze leeftijd.

De lesdoelen van deze methode zijn gefocust op het activeren van executieve functies: (cognitieve) flexibiliteit, werkgeheugen, volgehouden en alternerende aandacht, responsinhibitie, emotieregulatie en organisatie.

‘Muziek haal je in je hoofd’ bestaat uit acht muzieklessen rond vier thema’s, variërend van niveau. Elke muziekles bevat oefeningen die op verschillende niveaus kunnen worden uitgevoerd zodat je deze kunt doen met kinderen van verschillende leeftijden of kinderen met verschillende cognitieve mogelijkheden.

In de handleiding zijn de lessen alleen uitgewerkt voor kinderen binnen het speciaal onderwijs van groep 1 en 2, 3 en 4 en voor leer-zorgklassen (niet voor reguliere groepen 1-2/3-4). Om hun sensorische integratie te kunnen optimaliseren, hebben leerlingen in het speciaal onderwijs veel aan hun zintuigen: gevoel, gehoor. Via hun zintuigen kunnen ze hun prikkels beter leren verwerken.

Daarom wordt in de lessen bewust veel gebruik gemaakt van lichaamsgeluiden (klappen, stampen, enzovoorts) en muziek maken met instrumenten (denk aan de handtrom). (Beets- Kessens et al., 2003).

Bij elke muziekles besteedt de muziekdocent extra aandacht aan de te ontwikkelen executieve functies. In tabel 1 staat welke rol onderdelen uit een muziekles spelen bij de training van executieve functies.

Tabel: overzicht onderdelen muziekles en executieve functies

Vervolg tekst onder de afbeelding
Welke rol spelen onderdelen uit een muziekles bij de training van executieve functies, overzicht.
Welke rol spelen onderdelen uit een muziekles bij de training van executieve functies, overzicht.
(vervolg)

Kortetermijnresultaten speciaal onderwijs

De lessen uit de methode zijn tijdens het onderzoek gegeven aan groep 1-2, 3-4 en leer-zorgklassen. Op het gebied van het werkgeheugen werden duidelijke resultaten geboekt: leerlingen met een zeer lage functieleeftijd3 herkennen in de tweede les het thema als het wordt genoemd, ze weten welk liedje er komt en herkennen afbeeldingen en geluiden. Leerlingen lieten dit blijken door een blik van herkenning of door mee te zingen of te vertellen dat ze wisten welk lied of geluid of welke beweging er kwam.

Ook voor impulscontrole bleken de lessen effectief: leerlingen konden impulsen controleren die ze in een eerdere les niet konden beheersen. Zo was het voor een jongen van ongeveer acht jaar oud met het syndroom van Down heel moeilijk om een rammelend trommeltje door te geven zonder erin te kijken. Nadat hij wist wat er in de trommel zat en het hem duidelijk was dat die absoluut dicht moest blijven, lukte het hem. De trots in zijn blik was onbetaalbaar.

Verder vertelde een groepsleerkracht dat het liedje 'Lente in het bos' duidelijk aanslaat bij deze leerlingen. Bij dit liedje moesten de leerlingen ‘slapen’ totdat ze als dieren wakker werden. Op dat moment mochten ze door het bos stampen als beren, springen als konijnen, vliegen als vogels enzovoorts.

Zo oefenden ze vaardigheid in planning en impulscontrole en tegelijkertijd muzikale vaardigheden: zij leerden het refrein meezingen en een muzikaal contrast herkennen. Leerlingen namen de les zeer serieus en hadden zichtbaar plezier bij het uitvoeren van de bewegingen.

Ervaringen regulier onderwijs

Oefeningen waarbij de jonge leerling iets over het concept ‘contrast’ leert, zijn niet alleen goed voor zorgleerlingen maar ook zinvol in de groepen 1-2 in het reguliere onderwijs die muziekles krijgen van een vakdocent muziek.

Veel leerlingen in de kleuterleeftijd vinden het contrast start-stop, hoog-laag en snel-langzaam lastig. Impulscontrole is ook bij deze leerlingen vaak nog niet volledig ontwikkeld.

Een werkvorm met lopen en stilstaan voor groep 1-2 en 3-4 die wordt beschreven in de methode, is regelmatig in reguliere klassen uitgevoerd, evenals het zingen van een begin- en eindliedje. Voor jonge leerlingen werkt het goed om een duidelijk begin en einde in de muziekles te hebben. Met instrumenten verkennen leerlingen sterk (of luid) en zacht in een oefening die vergelijkbaar is met ‘de Olifant en de muis’. Leerlingen koppelen klank, vorm en betekenis aan elkaar.

Bij leerlingen in het regulier onderwijs is er vaak sneller resultaat dan bij leerlingen in het Speciaal Onderwijs omdat er minder complexe problematiek is. Maar ook daar is en blijft muziekles maatwerk; niet iedere leerling heeft immers dezelfde startpositie en niet iedere leerling pakt een werkvorm even snel op.

Zo heeft bijvoorbeeld een leerling uit groep 1-2 problemen met zijn impulscontrole. Hij vindt het erg moeilijk om niet te bewegen of te spreken wanneer het hiervoor niet het moment is, en dat gebeurt dus ook in de muziekles.

Bij de oefening ‘De Olifant en de muis’ stampte de leerling de eerste keren het langst als een olifant door, terwijl veel van zijn leeftijdsgenootjes al hoorden dat de muziek zacht werd en ze moesten lopen als een muisje.

Deze werkvorm is gedurende een periode op verschillende manieren herhaald: met stampen en trippelen; met het dirigeren met de armen en met het spelen op Orff-instrumentarium. De hele klas nam deel aan deze oefening, maar de muziekdocent hield altijd een extra oogje op deze leerling, of liet het hem eens extra of op een andere wijze proberen.

Er is na deze periode een aanzienlijke verbetering zichtbaar bij deze leerling in de muziekles. Hij is zich meer bewust van het contrast: hij focust meer op de klank en kan erop anticiperen bij het spelen op een instrument. Daarnaast kan hij gemakkelijker op zijn beurt wachten als er instrumenten worden doorgegeven, vermoedelijk omdat hij het vertrouwen heeft gekregen dat luid vaak weer zacht wordt en dat ook hij eens aan de beurt komt, nadat zijn klasgenootjes zijn geweest.

Prachtig om te zien.

Conclusie

Via de methode ‘Muziek haal je in je hoofd’ kan bewust aan executieve functies van kinderen worden gewerkt. Daar neemt de muziek een zeer prominente, motiverende en stimulerende rol in. Kinderen kunnen musicerend, zingend, spelend en samenwerkend hun cognitieve vaardigheden uitbreiden en daarbij spelenderwijs muzikale vaardigheden verwerven.

De methode is uitgewerkt voor, en uitgevoerd met kinderen in het speciaal onderwijs. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of deze muzikale interventies ook op langere termijn de cognitieve vaardigheden en met name de executieve functies van deze kinderen verbeteren. Ook voor de laagste groepen van het regulier onderwijs kan deze muziekmethode een ondersteuning zijn bij het ontwikkelen van executieve functies en muzikale vaardigheden.

Noten

  1. Cognitieve vaardigheden stellen mensen in staat om kennis en informatieop te nemen en te verwerken. Het gaat om de kwaliteit van het geheugen, taalvaardigheid, ruimtelijk inzicht, concentratievermogen, probleemoplossend vermogen en in staat zijn concepten te begrijpen.
  2. Bron: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4344110/ 
  3. De functionele leeftijd wordt bepaald door het vermogen van de persoon om bepaalde lichamelijke, intellectuele of sociale taken uit te voeren. Het is een combinatie van ‘biologische leeftijd’ (voor fysieke taken) en ‘psychologische leeftijd’ (voor intellectuele taken).

Literatuurlijst

Eva Waanders is Docent Muziek BO, SO en VSO bij verschillende instellingen. Deze scriptie was onderdeel van haar Bachelor-examen bij ArtEZ Conservatorium, Enschede. Laurien Hakvoort, PhD, SRMTh, NMT-F, is onderzoeker en docent Muziektherapie bij ArtEZ Conservatorium, Enschede en werkt als muziektherapeut bij Muzis – praktijk voor muziektherapie.

Inschrijven voor de nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwbsrief en ontvang onregelmatig nieuws over muziekeducatie, liedjes, lessen, professionaliseringsdagen, Gehrels Muziekeducatie en De Pyramide.