Bij het voorbereiden van de vorige Pyramide was ik betrokken bij het zoeken naar literatuur voor het artikel over Dalcroze en raakte ik enthousiast over deze werkwijze. Daaruit ontstond het idee om te onderzoeken of de werkwijze van Dalcroze ook toe te passen is in mijn eigen Muziek op
Schootpraktijk. Ik ben informatie gaan verzamelen en heb Cornelia Wiemers geraadpleegd. Zij is deskundige op het gebied van Dalcroze-Ritmiek. Cornelia heeft ongeveer tien jaar gewerkt met kinderen in de leeftijd van 1,5 tot 6 jaar oud. Sinds 1997 past zij de werkwijze van Dalcroze toe in haar werk bij verschillende leeftijden. Via haar atelier voor beweging & muziek Crescenda geeft zij lessen en workshops Muziek en beweging aan alle leeftijden, van kinderen tot volwassenen en ouderen. Haar werk is doordrongen van de werkwijze van de Dalcroze-
Ritmiek.
Dit artikel is de weerslag van de achtergrondinformatie die ik heb verzameld en vormt de theoretische basis voor de lesideeën die op de pagina’s na dit artikel volgen. Voor een korte samenvatting van wie Dalcroze was, verwijs ik naar het artikel ‘Zijn we toe aan een Dalcroze revival?’.
Dalcrozes ontdekking
Dalcroze stelde als docent aan het conservatorium vast dat zijn muziekleerlingen goed konden spelen, maar dat met weinig tot geen gevoel deden, ook niet voor ritme. Hij begon te experimenteren, hij liet ze bewegen op de muziek die zij zelf speeltechnisch goed beheersten. Ze bewogen op de muziek zonder die zelf te spelen. Op die manier wilde hij ze de muziek met het hele lichaam laten ervaren in plaats van alleen met de hersenen.
Dalcroze observeerde zijn leerlingen goed bij deze experimenten en merkte op dat degenen die niet in de maat konden spelen, wél in staat waren om in de maat te lopen. Het lopen was volkomen spontaan en gemakkelijk. 1
Verder zag hij dat zij bijvoorbeeld met hun hoofd en lichaam schudden, als reactie op muziek. Deze fysieke reactie was natuurlijk en gemeenschappelijk voor alle leeftijden en culturen. Bovendien veranderden de leerlingen hun bewegingen bij het volgen van een crescendo en ontspanden hun spieren aan het einde van een muzikale zin.
Dalcroze concludeerde dat de leerlingen zélf de instrumenten waren, niet de piano. Naar aanleiding van zijn experimenten ontwikkelde hij een manier van onderwijzen waarbij het luisteren naar muziek resulteert in een fysieke reactie, overgaand in de fysieke reactie van zingen en het lezen van muziek.
De zo ontstane methode van Dalcroze bestaat uit drie even belangrijke onderdelen: ritmiek, solfège en improvisatie.
Samen vormen ze volgens Dalcroze de essentiële opleiding van een volwaardig musicus. In een ideale situatie komen aspecten uit elk onderdeel aan bod, wat resulteert in een benadering van lesgeven die geworteld is in creativiteit en beweging.
Dalcroze-Ritmiek
Bij de door Dalcroze in samenwerking met experts ontwikkelde bewegingsoefeningen zijn vier elementen van belang: kracht, ruimte, vorm en tijd. Deze elementen licht ik verder toe in de praktische lesideeën die na dit artikel volgen.
In dit artikel wil ik het alleen hebben over het onderdeel Ritmiek. Cornelia beschrijft op haar website crescenda.nl dat Ritmiek een methode is waarbij muziek en beweging één zijn: muziek wordt in beweging vertaald. Het gaat om de pure, elementaire beweging: de lichamelijke beweging die spontaan van de persoon zelf komt als hij de muziek hoort. Muziek wordt op deze manier lichamelijk ervaarbaar en ‘eigen’ gemaakt.
Het doel van dit alles is dat elementaire kenmerken van de muziek zoals orde en harmonie, niet alleen van klank maar ook van ritmen, zinsbouw, kortom alle elementen waaruit de muziek is opgebouwd, doordringt in het wezen van de leerling.
Mentaal en emotioneel raakt de leerling meer betrokken bij de muziek: ervaart deze bewust, geconcentreerd en sociaal geïntegreerd, en is in staat tot het realiseren en uitdrukken van nuances. Fysiek kan de leerling de bewegingen gemakkelijker en nauwkeurig uitvoeren.
Daarnaast ontwikkelt hij persoonlijke zeggingskracht in de uitvoering. Muzikaal gezien ontwikkelt de leerling snelheid, precisie, speelgemak, en een expressieve persoonlijke reactie op het luisteren, analyseren, schrijven en improviseren van muziek.
Dalcroze-les
En dan nu naar de praktijk. Ik spreek Cornelia via Zoom en vraag haar hoe je te werk gaat in een Dalcroze-oefening met kinderen. “De opdrachten in de Ritmiek worden open gegeven, en de vervolgopdracht is afhankelijk van de reactie en invulling van de kinderen op die opdracht. Zijn ze in hun uitvoering al dicht bij wat je hebt gevraagd? Zo niet, dan moet je je opdracht aanpassen, zodat zij in staat gesteld worden deze adequaat uit te voeren."
"Je moet goed kunnen lezen en observeren van wat er bij de kinderen gebeurt om zo je volgende opdracht te kunnen geven. De leidraad is altijd, hoe kan ik de muziek op verschillende manieren ervaarbaar maken voor de kinderen?”
Voorbeeld opdracht in Dalcroze-les
In een Dalcroze-les geef je ‘open’ opdrachten. Bijvoorbeeld: op een stijgende toonladder lopen van de ene hoepel naar een andere hoepel verderop in de ruimte. Op de hoge do van de toonladder moeten de kinderen zijn aangekomen bij de tweede hoepel. Je kijkt hoe de kinderen dat verschillend oplossen. Je geeft elk kind de ruimte om het op zijn eigen manier te begrijpen en in te vullen.
Op mijn vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat ieder kind muzikaal kan aansluiten op wat je speelt, antwoordt Cornelia dat het om de zwakste, de sterkste en alle reacties daartussenin gaat. “Je zorgt dat iedereen aan bod komt. Zonder te benoemen dat je het tempo aanpast, is iedereen op tijd bij de tweede hoepel. Dat is goed voor het groepsgevoel en de tolerantie jegens elkaar.”
“De opdracht is om van A naar B te komen. Ieder kind doet dat op zijn eigen manier, er is geen goed en fout, je hecht er geen oordeel aan. Muziek creëert dit evenwicht, met jezelf en met elkaar. En andersom, de beweging van kinderen vertalen in muziek, maakt dat het kind zich gezien voelt. Dat geeft zó’n gevoel van congruent zijn!”
Hoe werkt dit bij kinderen van 1,5 tot 5 jaar? Kinderen in de leeftijd tot 3 jaar uiten hun gevoel lichamelijk. Omdat zij nog veel meer lopen om het lopen en rennen om het rennen, zorgt Cornelia voor een rode draad in haar les. Zij vertelt bijvoorbeeld een verhaal over een paard dat allerlei dingen tegenkomt op zijn weg. De kinderen lopen stapvoets, in draf en in galop, elk kind op zijn eigen manier. Hierbij laat zij de kinderen pure klanken en ritme-elementen tegenkomen in de ruimte.
De kinderen hebben weliswaar meer leiding nodig, maar als zij een belletje mogen rondgeven in de kring, mag ieder dat op zijn eigen manier doen. Zij laat de kinderen de basiselementen van muziek ervaren, zoals snel/langzaam, luid/zacht, terwijl zij vrij in de ruimte bewegen. Cornelia loopt zelf tussen de kinderen, al dan niet vioolspelend, fluitend of zingend. Ze wil de kinderen de fysieke ruimte laten ervaren door overal met ze in de ruimte te komen. Door het verhaal, en door zélf de ruiter te ‘zijn’, beweegt zij mee met de kinderen.
“Kinderen van 4 tot 5 jaar zijn bewuster van zichzelf en hun omgeving en beginnen hun lijf meer te beheersen. Bij kinderen van deze leeftijd heb ik meer Ritmiek toegepast.
Spelmateriaal
Cornelia gebruikt veel soorten materiaal. Bijvoorbeeld hoepels, ballen en blokken van hout, stenen om tegen elkaar te tikken en de prime-lier – een kleine harp met zeven snaren van dezelfde toon. Ze legt de materialen op een bepaalde manier in de ruimte om de kinderen de ruimte te laten ervaren. Dit structureert de ruimte. Cornelia wil dat haar materiaal fijn aanvoelt.
Verder gebruikt zij een trampoline als hulpmiddel om een ritmegevoel te krijgen en soepel te leren springen met de benen, en een lier die in één akkoord is gestemd en veel resonantie heeft.
Een handtrom gebruikt zij om het ritme uit een lied te versterken: “Ik gebruik een zogenoemde framedrum, of een bekken. Met een bekken kun je het ritme ook wat minder rechtstreeks aangeven, want de klank ervan is indirecter, verspreidt zich anders en heeft minder kern dan een trommel. De metaalklank komt niet zo directief op je af waardoor het op een andere manier tot beweging stimuleert.
Met stokken met linten kun je de beweging in de ruimte zichtbaar maken evenals met korte en lange doeken. “Muziek is iets wat tussen jou en mij heen en weer swingt, een stromende beweging tussen mij en jou. Door het doek wordt dat zichtbaar en grijpbaar.”
Verder gebruikt ze materiaal om elementen uit het verhaal dat ze in de les spelen, te versterken en de ervaring ervan te verdiepen. Bijvoorbeeld door het hoefgetrappel van het paard te verklanken.
Muzikaal idioom
Cornelia werkt met pentatoniek (denk aan de zwarte toetsen van de piano) en diatoniek (de majeur- en mineurtoonsoorten). Voor deze leeftijd speelt zij vaak ook zonder maat. In een maatsoort heb je altijd accenten, nevenaccenten en minder benadrukte maatdelen: als je zonder maat speelt, stroomt de muziek. De muziek is minder gekaderd en vrij van een bindend stramien. Op die manier ontstaat er meer ruimte voor de kinderen om te reageren met beweging.
Ervaren, bewust worden, toepassen
Het horen van de muziek en erop reageren is een proces van meerdere lessen. De muziek die Cornelia in haar lessen laat horen, wordt altijd live door haar gespeeld, meestal op de viool of fluit, of gezongen. Live gemaakte muziek geniet haar voorkeur vanwege de letterlijke trilling en resonantie en het kunnen inspelen op de kinderen. Als Cornelia op haar viool speelt, ervaren de kinderen de muziek en reageren zij daarop door bijvoorbeeld te lopen of te rennen.
In een volgende les legt ze als nieuwe impuls voor de kinderen bijvoorbeeld trommels neer. Cornelia speelt weer hetzelfde lied op de viool. Het is aan de kinderen om al dan niet een trommel te pakken, Cornelia geeft geen instructies. Het proces ontstaat door wat de kinderen al dan niet doen met wat er muzikaal wordt aangeboden. Het gebeurt vanzelf, op de melodie die de kinderen inmiddels vaker hebben gehoord. Zij reageren op de muziek vanuit vrijheid en pakken een trommel als zij daar aan toe zijn.
Cornelia past haar aanbod aan op hoe de kinderen reageren: “Je bent constant aan het kiezen welk element je aanbiedt bij wat je ziet bij de kinderen.” Je kunt in een ‘Dalcroze-Ritmiekles’ niet een soort lesplan volgen en de vier elementen van kracht, tijd, ruimte en vorm stapsgewijs na elkaar toepassen.
Cornelia: “Je maakt wel een lesontwerp, maar met de vrijheid om iets anders toe te passen en dingen los te laten. Dat vraagt veel flexibiliteit en ervaring van hoe je muzikale kenmerken ervaarbaar kunt maken.”
Tot besluit
Ik ben zoek gegaan naar meer informatie over een Dalcroze-les voor peuters, en ben heel wat wijzer geworden. Ik realiseer me dat ik onbewust al elementen uit de Dalcroze-werkwijze toepas in mijn Muziek op Schootpraktijk. Dat kan ik nu bewuster gaan doen. Ik ben ook héél benieuwd naar Cornelia’s workshop tijdens de aankomende professionaliseringsdag. Díe ga ik volgen om me te kunnen onderdompelen in de Dalcroze-Ritmiek en deze werkwijze aan den lijve te ervaren!
Cornelia Wiemers
Cornelia Wiemers deed een muziekstudie aan de Freie-Musik-Schule e.V. waarvoor ze een periode studeerde en werkte bij verschillende ‘meesters’ in verschillende landen.
Na een aantal jaren werken volgde zij een bewegingsopleiding: Dalcroze-Ritmiek aan het Rhythmikon in München, een Instituut voor Ritmische Opvoeding, in 1961 opgericht door professor Amélie Hoellering. Haar scriptie Kinderspelen en Dalcroze ging over de Dalcroze-elementen vorm, kracht, tijd en ruimte in de oude kinderspelen.
Sinds 1995 werkt Cornelia met mensen van alle leeftijden als muziektherapeute, docente en workshopleider. Zij is verbonden aan diverse opleidingen in binnen- en buitenland. In oktober 2016 startte zij Crescenda, het atelier voor beweging & muziek.
Verder is Cornelia actief als ensemblezangeres in het door haarzelf opgerichte kwartet Anicamcanto. Daarnaast vormt zij met acteur en regisseur Jeroen Gerritsen het duo Sonido, waarmee ze poëtische voorstellingen geeft met tekst en geïmproviseerde muziek.
Cornelia is een van de initiatiefnemers van het Dalcroze Netwerk Nederland. Dat netwerk kun je vinden op Facebook, iedereen kan zich aansluiten.